ECLI:NL:RBDHA:2023:14540
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Iraakse nationaliteit, op 14 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, met een brief gedateerd 24 januari 2023. Vervolgens heeft eiser op 7 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 14 april 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 14 oktober 2022. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van het WBV 2022/22, wat door de rechtbank als rechtsgeldig wordt beschouwd. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling op 24 januari 2023 nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was.
Gelet op deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.