In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Somalische nationaliteit, op 18 november 2019 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn referent in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd op 14 januari 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser heeft hiertegen op 10 februari 2022 bezwaar aangetekend. Vervolgens heeft hij de staatssecretaris op 23 november 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Eiser heeft op 15 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn bezwaar tijdig ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet op tijd heeft beslist. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op 27 september 2023.