ECLI:NL:RBDHA:2023:14544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
NL23.9923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsvereiste en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging met haar echtgenoot, referent. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan het inburgeringsvereiste. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aan het inburgeringsvereiste voldoet en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een ontheffing van dit vereiste rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht van eiseres heeft verwacht dat zij zich inspant om te slagen voor het inburgeringsexamen. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen die twijfels doen rijzen over de zorgvuldigheid van het advies van de aangewezen arts, die concludeerde dat eiseres lijdt aan een zware depressie met beperkte cognitieve vaardigheden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de weigering om de mvv te verlenen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, aangezien verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn afweging heeft betrokken.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand blijft. Eiseres heeft geen recht op een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.9923
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.J. van Ewijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

1. De heer [referent] (referent) heeft op 7 december 2021 voor eiseres een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘Verblijf als familie of gezinslid bij [referent] ’. Ook voor de dochter van eiseres is een aanvraag gedaan om een mvv met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [eiseres] ’.
2. Met het besluit van 24 mei 2022 heeft verweerder deze aanvragen afgewezen. Eiseres heeft - mede namens haar dochter - tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 10 maart 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
4. De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

5. Eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1982. Eiseres is op 4 augustus 2021 gescheiden van haar vorige man. Uit dit huwelijk is haar dochter geboren. Zij is op 5 november 2021 gehuwd met referent.
6. Verweerder heeft de aanvraag om een mvv afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan het inburgeringsvereiste. Er is volgens verweerder ook geen reden voor een ontheffing, omdat geen sprake is van (een combinatie van) individuele omstandigheden die gezinshereniging voor eiseres onmogelijk of heel erg moeilijk maken als zij eerst moet voldoen aan het inburgeringsvereiste. Volgens verweerder is de weigering om eiseres een mvv te verlenen niet in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet aan het inburgeringsvereiste voldoet en dus in beginsel niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv. In geschil is of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan eiseres had moeten worden ontheven van het inburgeringsvereiste, omdat gezinshereniging voor haar anders onmogelijk of uiterst moeilijk wordt.1 Verweerder betrekt bij de beoordeling van die vraag de getoonde wil om voor het basisexamen inburgering te slagen en de door de vreemdeling geleverde inspanningen om zich voor te bereiden op en te slagen voor het examen. De behaalde scores voor een examenonderdeel kunnen een indicatie geven voor de geleverde inspanningen. De inspanningen (pogingen en voorbereidingen) van de vreemdeling mogen niet zo lang duren dat uitoefening van het recht op gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt. Daarbij betrekt verweerder onder meer de door de vreemdeling aangevoerde medische omstandigheden, de onveilige situatie in het land van herkomst, opleiding/analfabetisme, mogelijkheden om het basisexamen af te leggen in het land van herkomst en de reisafstand naar de diplomatieke post.2
8. Als een beroep wordt gedaan op bijzondere individuele omstandigheden en daarbij medische omstandigheden worden aangevoerd dient de vreemdeling een verklaring/advies van een aangewezen arts (hierna: de arts) te overleggen.3 De arts ontvangt van de diplomatieke post voor de beoordeling van de vreemdeling een vragenlijst met een aantal vragen dat inzichtelijk maakt of iemand het examen kan doen. De arts wordt hierbij ondersteund door een "checklist" die aangeeft welke gebreken het behalen van het examen bemoeilijken dan wel onmogelijk maken. In geval van een psychische stoornis wordt door de arts een deskundige op het gebied van psychische ziektebeelden geraadpleegd. Door de beantwoording van de vragen wordt er een beeld verkregen van de eventuele medische problemen die het voorbereiden op/of het afleggen van een examen kunnen belemmeren.4
Mocht verweerder het advies van de arts gebruiken voor de besluitvorming?
9. Omdat eiseres medische omstandigheden heeft aangevoerd, heeft zij op
9 november 2021 de aangewezen arts [A] (Médecine Générale-Echographie) bezocht en is zij in de gelegenheid gesteld om haar medische situatie toe te lichten. De arts heeft in verband met de psychische klachten van eiseres een deskundige ingeschakeld, dokter [B] , psychiater (hierna: psychiater). De arts heeft de vragenlijst ingevuld en op 9 november 2021 ondertekend.
10. Eiseres voert aan dit onderzoek niet goed is gedaan. Omdat de ambassade eiseres heeft verwezen naar deze arts ligt het ook op de weg van de ambassade om aan de arts specifiekere vragen te stellen over de mate waarin de leermogelijkheden beperkt zijn zodat uit dit onderzoek conclusies te trekken zijn omtrent de termijn waarbinnen eiseres redelijkerwijs het examen zou kunnen halen. Uit het onderzoek blijkt niet dat aannemelijk is dat eiseres met voldoende inzet binnen een aanvaardbare termijn toch zou moeten kunnen slagen. Omdat het onderzoek is uitgevoerd door een door de ambassade aangewezen deskundige is de omkering van de bewijslast die verweerder toepast door te stellen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet binnen een redelijke termijn kan slagen onterecht. Eiseres heeft bewijs geleverd middels de verklaring van de school en de betalingsbewijzen;
1. Zie artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit.
2 Zie paragraaf B1/4.7 van de Vreemdelingencirculaire (Vc).
3 Dit staat in artikel 3.10, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen.
4 Zie bijlage 2 bij werkinstructie 2021/21.
de bevindingen van de school zijn niet weersproken door de deskundigen.
11. De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van eiseres ligt om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zij moet worden ontheven van het inburgeringsvereiste.
12. De rechtbank overweegt dat het advies/de vragenlijst (hierna: advies) van de aangewezen arts geen deskundigenadvies betreft in de gebruikelijke zin omdat het aan eiseres is om aan te tonen dat zij van het inburgeringsvereiste moet worden ontheven. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de vergewisplicht van verweerder. Eiseres is immers - bij een beroep op medische omstandigheden - verplicht om onderzoek te laten doen bij een door verweerder aangewezen arts en verweerder neemt vervolgens - mede - op grond van dit advies een beslissing.
13. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder van een advies van een deskundige uitgaan als dat advies zorgvuldig tot stand is gekomen en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Eiseres kan met (medische) stukken concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies of aan de inhoud daarvan naar voren brengen.5
14. De rechtbank oordeelt dat het advies van de arts voldoet aan de hiervoor genoemde eisen. Uit de door de arts ingevulde vragenlijst volgt dat eiseres geen problemen heeft met zicht, spraak en gehoor. In verband met de psychische klachten van eiseres heeft de arts conform de werkwijze neergelegd in werkinstructie 2021/21 de psychiater ingeschakeld. Uit de verklaring van de psychiater volgt welke onderzoeksmethodes hij heeft gebruikt, te weten een ‘Examen Clinique specialise’ en ‘Pieces medicales’. Op grond van dit onderzoek heeft de psychiater vastgesteld dat eiseres een zware depressie heeft met een angstcomponent en piekeren, ondanks de antidepressiva die zij sinds drie jaar gebruikt. Door de antidepressiva zijn wel haar gedragsproblemen verbeterd. De psychiater concludeert dat door haar ziekte en traumatische ervaringen de cognitieve vaardigheden van eiseres ‘actuellement limités’ zijn. Vervolgens concludeert de aangewezen arts (bij de beantwoording van de vragen 4e en 4f) op basis van de door de psychiater aangeleverde informatie dat de beperkingen van de cognitieve vermogens van eiseres als gevolg van een psychiatrische stoornis of een verstandelijke handicap chronisch (‘chronique’) zijn en kwalificeert de arts deze beperkingen als matig (‘moyennement limitées’).
15. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht die aanleiding geven voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van dat advies of aan de inhoud daarvan. Dat eiseres een verklaring van een aangewezen arts moet overleggen laat onverlet dat zij een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap ook met door haarzelf aan te leveren medisch bewijs kan onderbouwen. Dit heeft eiseres niet gedaan. In de verklaring van 1 augustus 2021 van het ‘Centre Driouch des Langues et Informatiques’ (CDLI) die eiseres in bezwaar heeft overgelegd, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien voor twijfel aan de inhoud van het advies. In de verklaring staat dat eiseres laagbegaafd is, maar onduidelijk is waar deze conclusie op is gestoeld, of daar enig onderzoek aan ten grondslag ligt en welke expertise
5 Vergelijk de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2541 en van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:144.
degene heeft die meent dat daarvan sprake is. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt mogen stellen dat uit het advies weliswaar blijkt dat de cognitieve vaardigheden van eiseres door haar ziekte (depressie) en trauma beperkt zijn, maar niet dat zij laagbegaafd is.
16. De stelling van eiseres dat er specifiekere vragen aan de arts hadden moeten worden gesteld zodat uit het onderzoek conclusies te trekken zijn omtrent de termijn waarbinnen eiseres redelijkerwijs het examen zou kunnen halen, onderschrijft de rechtbank niet. De vragenlijst bevat vragen over de aard van de psychiatrische beperkingen en de diagnose en over de aard van de verstandelijke beperking en de eventuele medische oorzaken (de vragen 4c en 4d) alsmede vragen die zien op de zwaarte en de duur van de beperkingen (de vragen 4e en 4f). Aan de hand van de antwoorden op deze vragen ligt het vervolgens op de weg van verweerder om te beoordelen of de vreemdeling als gevolg van een medische aandoening voor een periode van drie jaar niet in staat is om (een deel van) het basisexamen af te leggen, dan wel om inspanningen te leveren ter voorbereiding op (een deel van) het basisexamen inburgering.6 De stelling dat de arts die het advies heeft opgesteld niet deskundig zou zijn omdat hij/zij (slechts) echograaf is, heeft eiseres niet onderbouwd. De arts heeft het advies ondertekend als ‘Médecine Générale-Echographie’ wat er veeleer op duidt dat hij/zij naast huisarts ook echograaf is.
Mocht verweerder van eiseres inspanningen verwachten en zo ja heeft eiseres zich voldoende ingespannen?
17. Eiseres voert aan dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van medische dan wel cognitieve beperkingen die er in combinatie met het analfabetisme toe leiden dat zij niet binnen enkele jaren (volledig) voor het inburgeringsexamen kan slagen. Hierdoor wordt gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk. Gezien haar persoonlijke omstandigheden en het leervermogen ligt het niet aan eiseres dat zij niet voor het inburgeringsexamen is geslaagd.
18. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de (medische) omstandigheden niet betekenen dat eiseres geen moeite hoeft te doen om te slagen voor (onderdelen van) het examen. Dat de cognitieve vaardigheden van eiseres beperkt zijn betekent niet dat zij geen examen kan doen, dat zij niet kan leren voor het examen of dat zij niet voor (onderdelen van) het examen zou kunnen slagen. Verweerder heeft er in dit verband op mogen wijzen dat eiseres tijdens de hoorzitting van
2 februari 2023 tot twee keer toe heeft verklaard dat zij geen medische problemen heeft en geen medicatie of medische behandeling krijgt. Dat het voor eiseres vanwege haar gebrek aan scholing of analfabetisme mogelijk moeilijker is om het examen voor te bereiden en (alle onderdelen van) het examen succesvol af te leggen wordt niet betwist, maar dat betekent niet dat de verweerder geen passende inspanningen mag verwachten.
19. De rechtbank oordeelt voorts dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich lang genoeg op een passende manier (bijvoorbeeld met het zelfstudiepakket Naar Nederland in Tarafit Berber) heeft ingezet en dat zij heeft gedaan wat zij kan om zich voor te bereiden op (onderdelen van) het examen en om hiervoor te slagen. Over de verklaringen van het CDLI van 13 juli 2021 en
6 Zie paragraaf B1/4.7 van de Vc.
1 augustus 2021 heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat daaruit niet blijkt dat de cursus die eiseres zou hebben gevolgd aansluit op haar behoeften. Het CDLI heeft geen informatie gegeven over de inhoud van de cursus en de manier van voorbereiding. Uit de verklaringen blijkt dat het een taalcursus is maar niet dat de cursus ook gericht is op het examen Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS). In de verklaring van
1 augustus 2021 staat voorts dat de communicatie met eiseres moeilijk verloopt door de taalbarrière wat er niet op duidt dat de cursus werd gegeven in haar moedertaal. Bovendien heeft eiseres tijdens de hoorzitting verklaard dat tijdens deze cursus door de leraar vooral veel op het bord werd geschreven. Ook dit duidt er niet op dat deze cursus voor eiseres die analfabeet is, geschikt was. Ook heeft verweerder erop mogen wijzen dat het vreemd is dat de verklaring van 1 augustus 2021 (met als onderwerp ‘aanvullende informatie voor vrijstelling inburgeringstoets’) zou zijn opgemaakt voordat eiseres - op 4 augustus 2021 - van haar eerste man is gescheiden, voordat zij met referent is gehuwd en ruim voordat de mvv aanvraag is ingediend. Immers, de beoordeling van een beroep op ontheffing van het inburgeringsvereiste is een onderdeel van een besluit op een mvv-aanvraag. Ook heeft verweerder bij zijn standpunt mogen betrekken dat eiseres tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat zij na haar huwelijk met referent (op 5 november 2021) heeft besloten om samen met hem in Nederland te gaan wonen. De inhoud van de verklaringen van het CDLI komen hier niet mee overeen, want volgens die verklaringen zou eiseres al vanaf 1 januari 2021 tot 1 augustus 2021 een cursus hebben gevolgd.
Ook heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat niet valt in te zien waarom eiseres de verklaring van 1 augustus 2021 pas op 30 september 2022 heeft overgelegd. Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aan deze verklaringen niet veel waarde wordt gehecht en dat eiseres hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende inspanningen heeft verricht om zich voor te bereiden op (onderdelen van) het examen.
20. Verder heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat niet is gebleken dat eiseres gedurende een langere periode op een passende manier gebruik heeft gemaakt van het zelfstudiepakket Naar Nederland in de hulptaal Tarafit Berber. Uit de verklaringen tijdens de hoorzitting blijkt immers dat referent heeft verklaard dat het pakket in het Nederlands was en dat hij eiseres op afstand hielp. Eiseres verklaart dat zij het zelfstudiepakket kent maar ze weet niet waar het uit bestaat. Ook weet ze niet uit welke onderdelen het examen bestaat en hoe ze voor deze onderdelen heeft geleerd. Ze zegt dat ze de film ‘Naar Nederland’ heeft gezien maar over de inhoud ervan kan ze weinig vertellen. Voor zover eiseres zich niet voldoende had verdiept in wat er bij het examen verlangd werd toen zij voor de eerste keer het examenonderdeel KNS ging afleggen op 5 november 2022, mag verondersteld worden dat dat haar daarna wel duidelijk was. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het feit dat eiseres twee keer een vijf heeft gehaald voor het onderdeel KNS op zichzelf niet betekent dat zij zich langdurig heeft ingespannen en op een passende manier heeft voorbereid op dat onderdeel. Een dergelijke uitslag is niet ongewoon bij het willekeurig beantwoorden van de examenonderdelen KNS (en LV), die uit twee- en meerkeuzevragen bestaan. Eiseres heeft niet onderbouwd welke passende inspanningen en voorbereiding zij heeft gedaan tussen de twee examens in. Dat het om die reden langer duurt voordat eiseres en referent aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voldoen, maakt niet dat verweerder had moeten constateren dat eiseres en referent al lang (gericht) bezig zijn om gezinshereniging tot stand te brengen.
20. Op grond van wat hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft
gemaakt dat zij op grond van bijzondere individuele omstandigheden voor ontheffing van het inburgeringsexamen in aanmerking komt.
Is sprake van een schending van artikel 8 van het EVRM?
22. Vervolgens is het de vraag of de weigering om aan eiseres en haar dochter een mvv te verlenen in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van familie- of gezinsleven tussen referent, eiseres en haar minderjarige dochter. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de weigering om aan eiseres en haar dochter een mvv te verlenen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat verweerder alle van belang zijnde feiten en omstandigheden bij zijn afweging heeft betrokken. Zo heeft verweerder in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat het gaat om een eerste toelating waarbij eiseres geen verblijfsvergunning had in Nederland toen het gezinsleven met referent startte zodat zij er niet op kon vertrouwen dat zij dat gezinsleven in Nederland kon gaan uitoefenen. Ook heeft verweerder in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat eiseres en referent nog niet zo lang getrouwd zijn en nooit hebben samengeleefd. Daarnaast heeft verweerder in de belangenafweging betrokken dat het in het belang van de Nederlandse overheid is dat gezinsmigranten serieuze pogingen en voorbereidingen ondernemen om kennis te nemen van de Nederlandse taal en samenleving om goed te kunnen integreren in de Nederlandse samenleving. Verweerder heeft in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat zij niet voldoende kennis heeft van de Nederlandse taal en samenleving en dat er ook geen goede reden is waarom zij zich niet zou kunnen inspannen om binnen een redelijke termijn voldoende kennis te kunnen hebben. Verder heeft verweerder in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat eiseres, haar dochter en referent niet in een situatie verkeren waarin het onmogelijk is om binnen een redelijke termijn alsnog te voldoen aan de voorwaarden die de Nederlandse overheid stelt aan het uitoefenen van gezinsleven in Nederland en dat in dit verband serieuze en passende inspanningen verwacht mogen worden ter voorbereiding op het inburgeringsexamen. Ook heeft verweerder mogen vinden dat er voor eiseres, haar dochter en referent geen objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen. Niet is gebleken dat eiseres en haar dochter geen gezinsleven met referent in Marokko zouden kunnen uitoefenen. Daarbij heeft verweerder van belang mogen vinden dat referent oorspronkelijk ook afkomstig is uit Marokko zodat hij bekend is met de taal en cultuur. Eiseres heeft de stelling dat het voor referent gezien zijn gevorderde leeftijd en gezondheidsklachten niet goed mogelijk om het gezinsleven (langdurig) in Marokko uit te oefenen, op geen enkele wijze onderbouwd. In de omstandigheid dat referent (ook) de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien voor een ander standpunt. Nederlanders kunnen zich namelijk ook in andere landen vestigen en mogen altijd weer terugkeren naar Nederland. Over de dochter van eiseres heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat haar verblijf afhankelijk is van dat van haar moeder. Als eiseres samen met haar dochter het gezinsleven in Nederland wil uitoefen zal zij zich moeten inzetten om aan de voorwaarden te voldoen.
23. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dan het belang van eiseres.

Conclusie

24. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 augustus 2023

Documentcode: [documentnummer]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.