ECLI:NL:RBDHA:2023:14570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.23509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse asielzoeker, eiser, die op 11 augustus 2023 was aangehouden. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser was aangehouden op strafrechtelijke gronden wegens verstoring van de openbare orde en had zich niet kunnen identificeren. De rechtbank stelt vast dat eiser de feitelijkheid van de zware gronden niet betwist en dat verweerder deze gronden terecht aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was buiten behandeling gesteld. De rechtbank concludeert dat er geen zicht op uitzetting naar Nigeria ontbreekt, aangezien er een aanvraag voor een laissez-passer is gedaan en een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23509

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.G. Wattilete),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Twillert).

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, zijn gemachtigde, verweerders gemachtigde, S. Brinks als tolk en J. Amoha en E. Morisson van de stichting Voices Victorious deelgenomen.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1995. Hij is volgens eigen zeggen in 2015 naar Europa gereisd. Eiser heeft op 7 juli 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Eiser heeft deze beslissing niet afgewacht en is op 23 juli 2022 met onbekende bestemming vertrokken. Verweerder heeft eisers aanvraag vervolgens op 19 augustus 2022 buiten behandeling gesteld en aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod van twee jaar opgelegd).
2. Eiser is op 11 augustus 2023 aangehouden vanwege het verstoren van de openbare orde. Eiser had ruzie met een vriendin en dat is geëscaleerd. Eiser kon zich vervolgens niet identificeren. Aan eiser is de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw opgelegd. De maatregel is gevorderd door het belang van de openbare orde omdat er een risico bestaat dat eiser zal aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen en voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank legt hieronder uit, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Is eiser op rechtmatige gronden aangehouden?
4. Eiser voert aan dat hij op vreemdelingrechtelijke gronden is aangehouden in plaats van op strafrechtelijke gronden en dit maakt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Eiser is namelijk aangehouden omdat zijn vriendin verklaarde dat eiser terug naar Nigeria moet keren.
4.1
De rechtbank volgt deze stelling niet. Uit het proces-verbaal van bevindingen van aanhouding van 11 augustus 2023 volgt dat eiser is aangehouden op grond van artikel 2.2 van de Algemeen Plaatselijke verordening van de gemeente Amsterdam omdat hij de openbare orde zou hebben verstoord. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat eiser is aangehouden op grond van strafrechtelijke gronden. Reeds hierom kan de beroepsgrond niet slagen.
Heeft verweerder de zware gronden aan eiser kunnen tegenwerpen?
5. Verder voert eiser aan dat de zware gronden niet aan eiser kunnen worden tegengeworpen omdat deze feiten inherent zijn aan het feit dat eiser vluchteling is, hem kan niets worden verweten.
5.1
De rechtbank stelt vast dat eiser de feitelijke juistheid van de zware gronden niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de zware gronden terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020 [1] volgt dat verweerder bij de vaststelling van deze zware gronden kan volstaan met de feitelijke vaststelling daarvan. Dat eiser geen verwijt kan worden gemaakt is in zoverre niet relevant voor de feitelijke juistheid van de vaststelling van de gronden. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft verweerder de lichte gronden aan eiser kunnen tegenwerpen?
6. Eiser voert verder aan dat verweerder de lichte gronden niet aan hem heeft kunnen tegenwerpen. Aan eiser kan de grond 4a niet worden tegengeworpen omdat hem niet kan worden verweten dat hij als vluchteling geen identificerend document heeft en eiser het AZC heeft verlaten omdat hij bang was. Verder had hij wel degelijk een woon- en verblijfplaats, namelijk bij zijn ex-vriendin. Dit kan zij ook bevestigen. Verweerder heeft ook ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen bestaansmiddelen heeft. Hij kan zichzelf onderhouden met de inkomsten uit het zwarte werk dat hij verricht.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt deze beroepsgrond niet. Verweerder heeft zich ten aanzien van grond 4a op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet beschikt over enig identificerend document en dat eiser geen mededeling van zijn onrechtmatige verblijf heeft gedaan nadat zijn asielaanvraag buiten behandeling was gesteld. Ten aanzien van grond 4c heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser niet ingeschreven staat in de BRP [2] . Eiser heeft het tegendeel niet onderbouwd. De enkele stelling dat hij onderdak had en woonde bij zijn ex-vriendin en daarom een verblijfplaats had is niet voldoende. Eiser heeft verder niet nader onderbouwd dat hij beschikt over voldoende middelen van bestaan, waardoor verweerder grond 4d aan hem heeft kunnen tegenwerpen. Daar komt bij dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat eiser zonder geldige verblijfsvergunning niet is toegestaan om te werken, waardoor eisers inkomsten uit zwart werk niet mee worden genomen in de beoordeling.
Had verweerder aanleiding moeten zien om een lichter middel toe te passen?
7. Eiser voert aan dat hij detentieongeschikt is omdat hij psychisch in de war is, waardoor verweerder aanleiding had moeten zien om een lichter middel aan eiser op te leggen. Verweerder had kunnen volstaan met bijvoorbeeld een meldplicht, aldus eiser.
7.1
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken of onderbouwd dat eiser detentieongeschikt is. Daar komt bij dat als eiser van mening is dat hij medische zorg nodig heeft, hij zich tot de medische dienst van het detentiecentrum kan wenden. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk is. Eiser weigert zelfs gebruik te maken van de medische dienst die aanwezig is in het detentiecentrum. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er zicht op uitzetting naar Nigeria?
8. De rechtbank oordeelt dat het zicht op uitzetting naar Nigeria niet ontbreekt. In algemene zin is het niet gebleken dat de Nigeriaanse autoriteiten geen laissez-passers afgeven. Op 16 augustus 2023 heeft een vertrekgesprek met eiser plaatsgevonden. Vervolgens is op 17 augustus 2023 een laissez-passer aanvraag gedaan bij de Nigeriaanse autoriteiten. Op 31 augustus 2023 staat gepland dat eiser aan de vertegenwoordiging van Nigeria wordt gepresenteerd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Is de maatregel van bewaring om een andere reden onrechtmatig?
9. Ook verder is de rechtbank ambtshalve niet gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig aan eiser is opgelegd.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om een schadevergoeding af.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Basisregistratie Personen.