ECLI:NL:RBDHA:2023:14665

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
23/3551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep wegens niet tijdig beslissen op inzageverzoek op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op het verzoek van 30 april 2022 om inzage in hun persoonsgegevens op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eisers hebben hun aanvraag ingediend op 30 april 2022, maar er is geen termijn in de wet opgenomen waarbinnen verweerder op deze aanvraag moet beslissen. In dergelijke gevallen geldt een beslistermijn van acht weken, wat betekent dat verweerder uiterlijk op 25 juni 2022 had moeten beslissen. Eisers hebben verweerder op 16 juni 2022 en 20 juni 2022 in gebreke gesteld, maar op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3551

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], uit [woonplaats], eisers

en

het College van procureurs-generaal, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op het verzoek van 30 april 2022 om inzage in hun persoonsgegevens op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 30 april 2022. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder op deze aanvraag moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. [2] Verweerder had dus uiterlijk op 25 juni 2022 moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 16 juni 2022 en 20 juni 2022 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
3.1.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb.