ECLI:NL:RBDHA:2023:14666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
22/4742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzage strafvorderlijke gegevens

In deze zaak heeft verzoeker op 30 april 2022 een verzoek ingediend bij het college van procureurs-generaal tot inzage, wijziging en/of verwijdering van strafvorderlijke gegevens. Na het uitblijven van een besluit heeft verzoeker op 16 juni 2022 verweerder hierop gewezen en vervolgens een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op 6 juni 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het mogelijk om zonder zitting uitspraak te doen als het verzoek kennelijk ongegrond is.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het aanwenden van een voorlopige voorziening niet de juiste manier is om een bestuursorgaan te dwingen een besluit te nemen. Verzoeker had inmiddels een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen (zaaknummer 23/3551), en alleen in spoedeisende situaties zou een voorlopige voorziening op zijn plaats zijn. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang dat maakt dat het beroep niet kan worden afgewacht. In zijn reacties heeft verzoeker geen overtuigende argumenten aangedragen die het spoedeisende belang onderbouwen.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann, en is openbaar uitgesproken op 6 juni 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4742

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van procureurs-generaal, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bij brief van 30 april 2022 bij verweerder een verzoek ingediend tot inzage, wijziging en/of verwijdering van strafvorderlijke gegevens.
Verzoeker heeft verweerder bij brief van 16 juni 2022 er op gewezen dat er nog altijd geen besluit is gekomen op zijn verzoek.
Verzoeker heeft bij de rechtbank een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
Allereerst is de voorzieningenrechter van oordeel dat het aanwenden van het rechtsmiddel van een voorlopige voorziening niet de manier is om een bestuursorgaan te bewegen om een besluit te nemen. Daarvoor is het rechtsmiddel van het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen in de wet opgenomen. Hoewel de rechtbank in eerste instantie niet onderkend heeft dat verzoeker ook een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft willen instellen, is dat inmiddels wel gebeurd (zaaknummer 23/3551). Alleen in een dermate spoedeisende situatie dat dit beroep niet kan worden afgewacht zou een voorlopige voorziening op zijn plaats zijn.
Bij brief van 6 december 2022 is verzoeker onder meer gevraagd naar het spoedeisende belang. De voorzieningenrechter maakt uit verzoekers reactie van 10 december 2022 op dat een spoedige reactie op zijn inzageverzoek voor verzoeker erg belangrijk is. Een spoedeisend belang dat maakt dat het beroep wegens het niet tijdig beslissen niet kan worden afgewacht is daarbij echter niet gesteld. Ook in de brief van verzoeker van 2 juni 2023 is dat niet het geval. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verzoeker het spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorlopige voorziening niet heeft aangetoond.
Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.