ECLI:NL:RBDHA:2023:1467
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en toetsing aan de Terugkeerrichtlijn in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een terugkeerbesluit dat aan de eiser is opgelegd, waarbij hem is opgedragen de EU binnen een termijn van 28 dagen te verlaten. Eiser heeft op 31 maart 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit, met gronden die op 3 mei 2022 zijn ingediend. De zitting vond plaats op 4 november 2022, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris op goede gronden het terugkeerbesluit heeft opgelegd. Eiser had aangevoerd dat hij lijdt aan schizofrenie en eerder in het bezit was van een verblijfsvergunning op medische gronden. Hij stelde dat de staatssecretaris ten onrechte geen ambtshalve toetsing heeft uitgevoerd op zijn aanvraag voor uitstel van vertrek, die hij wilde indienen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende gelegenheid had geboden aan eiser om zijn zienswijze te geven en dat de belangenafweging die was gemaakt, voldeed aan de eisen van artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn.
De rechtbank concludeerde dat er in het kader van het opleggen van een terugkeerbesluit geen ambtshalve toetsing aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet plaatsvindt. Eiser had zelf een aanvraag voor uitstel van vertrek moeten indienen als hij dat had gewild. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.