In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om beperkte kennisneming van documenten in het kader van een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Peeters, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk had verklaard. Tijdens de zitting op 16 juli 2020 is het onderzoek geschorst, waarna de rechtbank aanvullende informatie heeft opgevraagd van verweerder. Verweerder heeft op 3 mei 2022 aangegeven dat bepaalde stukken vertrouwelijke informatie bevatten die alleen door de rechtbank mogen worden ingezien.
De rechtbank heeft in haar overwegingen artikel 8:28 en artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betrokken. Deze artikelen verplichten partijen om schriftelijke inlichtingen te verstrekken en geven de bestuursrechter de mogelijkheid om beperkte kennisneming toe te staan indien gewichtige redenen aanwezig zijn. Verweerder heeft gesteld dat de documenten vertrouwelijke referentiematerialen bevatten en dat openbaarmaking zou kunnen leiden tot misbruik van de onderzoeksmethoden van Bureau Documenten.
Na beoordeling van de ingediende stukken heeft de rechtbank geconcludeerd dat het belang van verweerder bij bescherming van de vertrouwelijke informatie zwaarder weegt dan het belang van eiser bij kennisname van deze informatie. De rechtbank heeft daarom besloten dat beperkte kennisneming van de documenten gerechtvaardigd is en heeft de zaak teruggeworpen naar de kamer die eerder het onderzoek had geschorst. Deze beslissing is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze uitspraak.