ECLI:NL:RBDHA:2023:14697
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing studiefinanciering op basis van stageovereenkomst en beoordeling van migrerend werknemerschap
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor studiefinanciering beoordeeld. Eiser, een Griekse burger en student aan de Universiteit Leiden, had een aanvraag ingediend voor studiefinanciering over de periode van februari tot en met april 2022, terwijl hij stage liep bij een bedrijf. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, omdat eiser volgens de minister geen reële en daadwerkelijke arbeid had verricht tijdens zijn stage, en daarom niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de stageovereenkomst niet kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, omdat het leerdoel voorop stond en er geen bewijs was dat eiser daadwerkelijk arbeid had verricht. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij met zijn stage reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de besluitvorming van de verweerder zorgvuldig was en dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie voldoende was meegenomen in de beoordeling.
Eiser had ook beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar, maar de rechtbank verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels een beslissing was genomen op het bezwaarschrift. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is, maar oordeelt dat het primaire besluit onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank veroordeelt de verweerder tot betaling van de proceskosten aan eiser, die in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep zijn gemaakt. De totale proceskosten worden vastgesteld op € 1.015,50, en de verweerder moet ook het griffierecht van € 50 aan eiser vergoeden.