ECLI:NL:RBDHA:2023:14724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22/3918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na herbeoordeling door UWV

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Aïssal, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. T. Eversteijn. Eiseres had in beroep de beëindiging van haar WIA-uitkering aangevochten, die per 17 oktober 2021 was stopgezet na een herbeoordeling. Het UWV had in een eerder besluit van 25 mei 2022 het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, maar de uitkering bleef beëindigd omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw was vastgesteld op 25,95%, wat niet voldoende was voor het voortzetten van de uitkering.

Eiseres voerde aan dat haar medische klachten niet correct waren beoordeeld en dat haar arbeidsongeschiktheid onderschat was. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres zorgvuldig overwogen, maar kwam tot de conclusie dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts alle relevante medische informatie had meegewogen en dat de vastgestelde beperkingen adequaat waren. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die tot een ander oordeel zou moeten leiden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen reden was om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De rechtbank concludeerde dat het UWV op juiste wijze had gehandeld en dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3918

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. A. Aïssal,
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen; Afdeling Bezwaar en Beroep, het UWV
gemachtigde: mr. T. Eversteijn.

Inleiding

Met het besluit van 16 augustus 2021 (het primaire besluit) is de WIA-uitkering van eiseres vanaf 17 oktober 2021 beëindigd.
Met het bestreden besluit van 25 mei 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en is de WIA-uitkering van eiseres beëindigd per 26 juli 2022.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Overwegingen

1.1.
Op 24 augustus 2009 is eiseres in dienst getreden bij [bedrijfsnaam] B.V. als receptioniste. Op 9 februari 2010 heeft eiseres zich ziekgemeld in verband met onderbuik klachten en privéproblemen en andere psychosociale problematiek. Eiseres heeft tijdens de wachttijd van twee jaar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen en daarna een WIA-uitkering toegekend gekregen in de vorm van een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.2.
Op 16 augustus 2021 heeft het UWV, na een herbeoordeling op aanvraag van de werkgever, de WIA-uitkering van eiseres beëindigd. Eiseres wordt per 22 januari 2021 minder dan 35%, namelijk 0,00%, arbeidsongeschikt geacht. Hieraan zijn de functies administratief medewerker (SBC-code 315133), medewerker kleding en textielreiniging (SBC-code 111161) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) ten grondslag gelegd. Aanvullend zijn de functies huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) geselecteerd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
In het bestreden besluit van 25 mei 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat de beperkingen van eiseres in het primaire besluit zijn onderschat en de geduide functies toch niet geschikt blijken. Nieuwe functies zijn geselecteerd en vervolgens is het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw vastgesteld, te weten op 25,95%. Dit percentage leidt, hoewel hoger dan in de primaire beoordeling, niet tot het voortzetten van haar WIA-uitkering.
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar medische klachten niet juist zijn geduid en dat hierdoor de arbeidskundige beperkingen niet juist zijn vastgesteld. Eiseres stelt meer arbeidsongeschikt te zijn dan is aangenomen door het UWV. Bovendien stelt eiseres dat haar klachten sinds 2020 zijn toegenomen. Eiseres stelt dat haar psychische klachten in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) onderschat zijn en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar belastbaarheid en bekwaamheden. Verweerder had (meer) beperkingen ten aanzien van vervoer, sociaal functioneren en werktijden moeten aannemen. Ook stelt eiseres dat het UWV medisch onderzoek had moeten doen en informatie had moeten opvragen bij de behandeld sector. Zodoende bestaat aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het medische onderzoek en dient een onafhankelijke deskundige te worden benoemd om hier uitsluitsel over te krijgen.
3. Het UWV handhaaft het bestreden besluit. Het UWV heeft de beschikbare informatie bekeken en in de FML aanvullende beperkingen opgenomen, hierbij is geen aanleiding gezien om informatie op te vragen bij de behandeld sector. Evenmin is nieuwe medische informatie overgelegd die tot een ander oordeel dient te leiden.

Beoordeling door de rechtbank

De medische beoordeling
4.1.
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat verweerder in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen van een verzekeringsarts. Dit is anders wanneer het medisch onderzoek van de verzekeringsarts niet zorgvuldig of niet volledig is geweest, inconsistenties bevat of andere gebreken vertoont, dan wel wanneer het resultaat van het onderzoek gemotiveerd wordt betwist aan de hand van andere medische rapportages.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft kennis genomen van het dossier en de bezwaren van eiseres. De door eiseres ingebrachte medische informatie van 8 maart 2021 heeft hij meegewogen in zijn beoordeling en aanvullende beperkingen opgenomen in de nieuwe FML. De rechtbank is tevens van oordeel dat de verzekeringsarts b&b op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten psychische klachten, heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b aspecten van de medische situatie van eiseres onjuist heeft vastgesteld of gemist. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
4.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts b&b de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts b&b motiveert dat voldoende beperkingen - urenbeperking en vervoer - zijn aangenomen gelet op de psychische klachten van eiseres. Daarbij geldt dat eiseres reeds in deeltijd werkte, te weten 22 uur per week.
Een nadere onderbouwing van het standpunt dat meer beperkingen zouden moeten worden opgenomen voor vervoer, omdat eiseres alleen met kalmeringsmiddelen gebruik zou kunnen maken van het vervoer, ontbreekt. De belastbaarheid is door de verzekeringsarts naar medisch objectieve maatstaven juist vastgesteld en niet onderschat. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
5. Nu geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek komt de rechtbank niet toe aan een benoeming van een deskundige (Koroŝec-arrest).
De arbeidskundige beoordeling
6. De rechtbank ziet, uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Daartoe overweegt zij dat de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport van 10 mei 2022 de betreffende knelpunten heeft beoordeeld en heeft toegelicht waarom de functies geschikt zijn voor eiseres. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.