ECLI:NL:RBDHA:2023:14725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22/4409
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing kinderbijslag aanvraag wegens niet voldoen aan onderhoudsplicht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor kinderbijslag voor zijn kinderen, geboren in Marokko. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft de aanvraag afgewezen op basis van het primaire besluit van 3 december 2021, waarin werd geconcludeerd dat eiser niet voldeed aan de onderhoudsplicht. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat hij wel aan deze verplichting voldoet, maar de Svb bleef bij de afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2023 behandeld.

Eiser heeft op 17 september 2021 kinderbijslag aangevraagd voor zijn drie kinderen. De Svb stelde vast dat eiser per kwartaal € 1.299,00 aan onderhoud zou moeten bijdragen, maar hij droeg slechts € 600,00 bij. Eiser verbleef van 5 maart 2020 tot 19 juli 2020 bij zijn kinderen in Marokko, wat resulteerde in een onderhoudsbijdrage van € 627,00. Eiser betoogde dat zijn financiële situatie hem verhinderde om aan de onderhoudsplicht te voldoen en dat de strikte toepassing van de wet onredelijk was.

De rechtbank oordeelde dat eiser in de relevante kwartalen niet voldeed aan de onderhoudsplicht en dat de Svb in redelijkheid tot het bestreden besluit kon komen. De rechtbank benadrukte dat de wetgever expliciete keuzes heeft gemaakt over de hoogte van de onderhoudsbijdrage en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging door de Svb. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op kinderbijslag en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

gemachtigde: mr. M.A. Spek,
en

de Sociale Verzekeringsbank, de Svb

gemachtigde: mr. K. Verbeek.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van eisers aanvraag voor kinderbijslag voor zijn kinderen [kind 1], [kind 2] en [kind 3].
Met het besluit van 3 december 2021 (het primaire besluit) heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
Met het bestreden besluit van 9 juli 2022 op het bezwaar van eiser is de Svb bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2023 ter zitting behandeld.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiser heeft op 17 september 2021 kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen [kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in Marokko, [kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 in Marokko, en [kind 3], geboren op [geboortedag 3] in Marokko. Bij het primaire besluit heeft de Svb geconcludeerd dat eiser niet heeft voldaan aan de onderhoudsplicht, op grond waarvan eiser vanaf het derde kwartaal van 2020 tot en met het vierde kwartaal van 2021 geen recht heeft op kinderbijslag.
2. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat hij aan de onderhoudsplicht voor zijn kinderen voldoet, en dus gerechtigd is tot de gevraagde kinderbijslag.
3. In het bestreden besluit is de Svb bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De Svb benoemt dat eiser om aan de onderhoudsplicht te voldoen per kind per kwartaal een bedrag van € 433,00 dient bij te dragen aan hun onderhoud. In het geval van eiser betreft dit een totaal bedrag van € 1.299,00 per kwartaal.
De Svb heeft vastgesteld dat eiser in totaal per kwartaal € 600,00 aan het onderhoud van alle drie zijn kinderen bijdraagt, ondanks dat hij dit niet heeft onderbouwd met stukken. Aan de dagen dat eiser bij zijn kinderen is geweest in Marokko heeft de SVB een totaal bedrag van € 627,00 aan fortfaire onderhoudsbijdrage toegerekend. In totaal een onderhoudsbijdrage van € 1.229,00. Dat is lager dan € 1.299,00 en zodoende heeft eiser geen recht op kinderbijslag voor zijn kinderen over het derde kwartaal van 2020 tot en met het vierde kwartaal van 2021.
4. Eiser voert in beroep het volgende aan. Eiser is van 5 maart 2020 tot 19 juli 2020 in Marokko bij zijn kinderen verbleven. Dit staat gelijk aan een totaal bedrag van € 627,00 aan onderhoudsbijdrage. In de periode hierna was hij niet in staat om geld over te maken naar zijn kinderen. Met het oog op de nijpende financiële omstandigheden van eiser mag deze inspanning gelijkgesteld worden aan het voldoen aan de onderhoudsplicht.
4.1.
Eiser heeft daarbij toegelicht dat omdat hij geen recht heeft op kinderbijslag hij ook geen recht meer heeft op kindgebonden budget, waardoor hij niet in staat is om aan zijn onderhoudsverplichtingen te voldoen. Volgens eiser moet gelet op vaste rechtspraak van de door de SVB gehanteerde dwingend rechtelijke bepalingen worden afgeweken omdat de strikte toepassing hiervan leidt tot strijd met de algemene rechtsbeginselen. Immers, het is niet redelijk dat van personen met een laag inkomen, zoals hij, zulke hoge financiële bijdragen worden verwacht. Zij die het hard nodig hebben, kunnen dan in feite nooit aan de onderhoudsplicht voldoen.

Beoordeling door de rechtbank

Het beoordelingskader
In artikel 7, eerste lid, van de Akw is bepaald dat de verzekerde overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht heeft op kinderbijslag voor een kind dat jonger is dan 18 jaar en dat:
a. tot zijn huishouden behoort, of
b. door hem wordt onderhouden.
In artikel 5, eerste lid, van de Buk is bepaald dat het bedrag van de door de verzekerde aan het onderhoud van het kind te leveren bijdrage om voor kinderbijslag in aanmerking te komen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de wet, € 433,- per kalenderkwartaal is.
In artikel 7, eerste lid, van de Buk is bepaald dat het bedrag van de door de verzekerde minimaal aan het onderhoud van het kind te leveren bijdrage om voor kinderbijslag in aanmerking te komen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, en het zesde lid, van de wet, in ieder geval geacht te zijn begrepen een bedrag van € 11,- per dag dat het kind bij de verzekerde verblijft of de verzekerde bij het kind verblijft.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser in de relevante kwartalen niet heeft voldaan aan de onderhoudsplicht voor zijn kinderen. Wel in geschil is of de Svb in verband met de omstandigheden van eiser in redelijkheid heeft kunnen komen tot het bestreden besluit.
6. De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op de bijzondere, financiële omstandigheden van eiser als volgt. De door eiser gestelde onmogelijkheid om meer bij te dragen aan het onderhoud van zijn kinderen en de moeilijkheid voor de moeder van zijn kinderen om in het onderhoud van de kinderen te voorzien, maakt niet dat daarmee recht op kinderbijslag kan ontstaan. Voor het recht op kinderbijslag in het geval de kinderen niet tot het huishouden van de aanvrager behoren moet immers sprake zijn van onderhoud van de kinderen. Dat onderhoud wordt slechts aangenomen als sprake is van een minimale bijdrage per kalenderkwartaal. Vast staat dat eiser aan deze minimale bijdrage in de hier voorliggende kwartalen niet heeft voldaan. De Svb heeft bij de vaststelling van het recht op kinderbijslag geen bevoegdheid tot het maken van een belangenafweging. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. De rechtbank merkt daarbij op, zoals ter zitting besproken, dat de hoogte van de minimale onderhoudsbijdrage een expliciete keuze van de wetgever is. Gelet hierop bestaat geen aanleiding tot afwijking van de toepasselijke dwingendrechtelijke bepalingen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen recht heeft op kinderbijslag. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.