ECLI:NL:RBDHA:2023:14744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/651025 / FA RK 23-5217
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over HPV-vaccinatie van minderjarige in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2023 een beschikking gegeven in een gezagskwestie tussen twee ouders over de HPV-vaccinatie van hun dochter, [minderjarige01]. De ouders, [naam01] (moeder) en [naam02] (vader), zijn het niet eens over de vraag of [minderjarige01] haar tweede HPV-vaccinatie moet krijgen. De vader is van mening dat het in het belang van [minderjarige01] is om het vaccinatieprogramma te volgen, terwijl de moeder wil dat [minderjarige01] zelf kan beslissen over de vaccinatie zodra zij twaalf jaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat zij samen moeten beslissen over medische behandelingen van hun kinderen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het volgen van het Rijksvaccinatieprogramma in het belang van [minderjarige01] is en heeft de vader toestemming verleend om de tweede HPV-prik te laten zetten, waarbij de toestemming van de moeder wordt vervangen. De rechtbank heeft ook benadrukt dat vaccineren in het belang van het kind is en dat de ouders zich moeten inspannen om beter te communiceren over dergelijke belangrijke onderwerpen. Beide ouders hebben ingestemd met deelname aan een traject voor ouderschapsbemiddeling om hun communicatie te verbeteren. De beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing niet onmiddellijk hoeft te worden uitgevoerd.

De rechtbank heeft de ouders verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling, met als doel hen te helpen bij het maken van afspraken over moeilijke onderwerpen in de toekomst. De beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-5217
Zaaknummer: C/09/651025
Datum beschikking: 13 september 2023

Procedure gezamenlijke toegang ouders

Beschikking op het op 24 juli 2023 ingekomen deelnameformulier van:

[naam01] , (ouder 1)

de vrouw/ moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.H. Remmelink te Zoetermeer,
en

[naam02] , (ouder 2)

de man/vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. L.J.W. van Kesteren te Zoetermeer.

Procedure

De ouders hebben zich tot de rechtbank gewend door het indienen van een door beide ouders ingevuld en ondertekend deelnameformulier ‘pilot procedure gezamenlijke toegang ouders’, met bijlagen. De ouders hebben ermee ingestemd dat de procedure wordt gevoerd volgens de ‘procesregels gezamenlijke toegang ouders’.
De rechtbank heeft kennisgenomen van voornoemd deelnameformulier, met bijlagen.
Op 25 augustus 2023 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn beide ouders verschenen, elk met de eigen advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming te [plaats01] is verschenen [medewerker RvdK01] .

Feiten

  • De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum huwelijk01] 2011 tot [datum echtscheiding01] 2020.
  • Zij zijn samen de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder. Volgens de overeengekomen zorgregeling zijn de kinderen om de week een weekend bij de vader.

Verzoek

De ouders zijn het niet eens over een gezagsbeslissing ten aanzien van het Rijksvaccinatieprogramma.
De vader verzoekt dat [minderjarige01] overeenkomstig dit programma nu ook haar tweede HPV-vaccinatie krijgt.
De moeder wil dat [minderjarige01] op dit moment niet het volledige vaccinatieprogramma volgt, maar wil dat [minderjarige01] vanaf haar twaalfde levensjaar kan meebeslissen of zij de tweede
HPV-vaccinatie neemt.

Beoordeling

Inleiding
Op de zitting is het volgende gebleken. De ouders hebben hun kinderen laten deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma. Volgens dit programma worden kinderen in hun eerste levensjaar meermalen ingeënt tegen diverse infectieziekten, vervolgens in hun tweede, vierde, negende, tiende en veertiende levensjaar. Rond het tiende levensjaar staat de HPV-vaccinatie op het programma. Deze vaccinatie bestaat uit twee prikken met een tussenliggende periode van in ieder geval zes maanden.
[minderjarige01] heeft de eerste HPV-prik gehad. Volgens de man was dit met toestemming van de vrouw, volgens de vrouw heeft zij haar toestemming voor deze eerste prik niet gegeven.
In deze procedure ligt de vraag voor of en zo ja wanneer [minderjarige01] de tweede prik dient te krijgen.
De man
De man heeft ten aanzien van deze vraag het volgende naar voren gebracht op de zitting.
De man acht het in het belang van [minderjarige01] dat zij het vaccinatieprogramma doorloopt zoals dat wordt aangeboden. Hij heeft vertrouwen in dat programma en meent dat dit het beste is voor [minderjarige01] . Ook vertrouwt hij erop dat het officiële overheidsadvies ten aanzien van de verschillende vaccinaties goed is afgewogen en dat daarom in het programma terecht de HPV-prikken rond de tiende verjaardag van kinderen worden aangeboden. De man wil niet wachten met het laten zetten van de tweede prik tot [minderjarige01] daar zelf een eigen mening over heeft gevormd. Volgens hem wordt dan de tijd tussen de eerste en tweede HPV-prik te groot en levert dit onnodige medische risico’s op. Daarbij komt dat de man zich afvraagt vanaf welk moment [minderjarige01] daadwerkelijk zelf in staat is een weloverwogen beslissing hierover te nemen, zeker omdat de ouders zulke uiteenlopende meningen hierover hebben.
De vrouw
De vrouw heeft aangevoerd dat zij het belangrijk vindt om te wachten met het laten zetten van de tweede prik. Omdat de HPV-vaccinatie nog een vrij jonge inenting is, vindt zij de adviezen hierover wat onzeker. De vrouw wil graag extra tijd om zich in de voors en tegens van deze prik te verdiepen. Gelet op haar eigen ervaringen met het virus meent zij dat [minderjarige01] geen onnodige risico’s loopt als zij op dit moment niet die tweede prik krijgt. Het virus kan volgens de vrouw vergeleken worden met het koortslip virus. [minderjarige01] is op basis van de eerste vaccinatie nu al ongeveer tien jaar beschermd. De vrouw vindt dat de mening van [minderjarige01] doorslaggevend moet zijn bij de beslissing of de tweede HPV-prik gezet wordt, omdat het [minderjarige01] lichaam is dat gevaccineerd wordt. De wetgever heeft daar ook ruimte voor geboden omdat kinderen vanaf twaalf jaar zelf toestemming moeten geven over het al dan niet laten zetten van een specifieke prik.
Werken aan communicatie
Op de zitting is gebleken dat de ouders op dit specifieke onderwerp niet samen op één lijn zitten of kunnen komen. Ze hebben met name op het vlak van gezondheid hun eigen referentiekader en hun eigen ervaringen en die staan in dit geval tegenover elkaar. Zoals op zitting met de ouders is besproken acht de rechtbank het, met de Raad, in het belang van de kinderen dat de ouders zich gaan inspannen om op een goede manier met elkaar te communiceren en overleg te voeren. De ouders hebben in het kader van hun echtscheiding een traject bij Ouderschap Blijft doorlopen. Ook heeft de vrouw aangegeven dat zij bezig is geweest met haar eigen ontwikkeling en meer oog heeft gekregen voor haar persoonlijke manier van communiceren. Beide ouders hebben aangegeven het belangrijk te vinden om aan hun onderlinge communicatie te blijven werken, aangezien op enig moment ook ten aanzien van [minderjarige02] beslissingen rond de HPV-vaccinatie genomen moeten worden en er vast ook andere kwesties voorbij zullen komen in de komende jaren. Op zitting is daarom besproken dat de rechtbank de ouders opnieuw zal verwijzen naar Ouderschapsbemiddeling. Beide ouders hebben ingestemd met een verwijzing naar dit traject. Daarbij is op de zitting besproken dat zij in het kader van die verwijzing met name zullen focussen op het leren maken van afspraken over moeilijke onderwerpen. Teneinde deze specifieke tweede vaccinatie van [minderjarige01] geen inzet te laten zijn van dat hulpverleningstraject, zal de rechtbank op de voorliggende vraag, of en zo ja wanneer [minderjarige01] een tweede HPV-prik dient te krijgen, een beslissing nemen.
Toetsingskader
De rechtbank overweegt dat de vraag of [minderjarige01] wel of niet nu een tweede HPV-prik dient te krijgen bij uitstek een kwestie is waarover deze ouders samen dienen te beslissen. Zij hebben namelijk het gezamenlijk gezag over [minderjarige01] en een dergelijke beslissing grijpt in op het leven van [minderjarige01] en strekt zich daarmee uit over de persoon van [minderjarige01] zoals bedoeld in artikel 1:245 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Zijn de ouders het hierover niet eens, dan is sprake van een gezagsgeschil als bedoeld in artikel 1:253a, eerste lid, BW. Volgens dat artikel is het (enige) toetsingskader dat de rechtbank dan hanteert, het belang van [minderjarige01] .
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het laten zetten van de tweede HPV-vaccinatie conform het Rijksvaccinatieprogramma het meest in het belang van [minderjarige01] is en zal de man daarom toestemming verlenen, die de toestemming van de vrouw vervangt, om deze prik te laten zetten. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het Rijksvaccinatieprogramma van overheidswege is opgesteld ter bescherming van kinderen tegen diverse aandoeningen die voor hen schadelijk kunnen zijn. Uitgangspunt is dan ook dat vaccineren in het belang van het kind is. De ouders hebben dit ten aanzien van de overige vaccinaties ook onderschreven, omdat hun beide kinderen tot op heden het Rijksvaccinatieprogramma hebben gevolgd. Ondanks andere opinies die in de afgelopen jaren ook naar voren zijn gebracht, is de heersende leer nog altijd dat het Rijksvaccinatieprogramma voldoet en zonder wezenlijke risico’s kan worden opgevolgd. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat in medische kringen het gevoerde overheidsbeleid breed wordt gedragen en dat het overgrote deel van de bevolking dit overheidsbeleid ook volgt en kinderen laat deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma.
Niet gebleken is dat de vrouw concrete bezwaren heeft tegen het HPV-vaccin. Zij heeft enkel aangevoerd dat zij het een jonge vaccinatie vindt en dat zij meent dat [minderjarige01] een eigen stem in de beslissing over het zetten van de tweede prik dient te hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat in het geval van [minderjarige01] om deze redenen nu, ten aanzien van de HPV-prik, afgeweken moet worden van het Rijksvaccinatieprogramma. Binnen het Rijksvaccinatieprogramma worden de medische risico’s van vaccinatie, de kans op besmetting met de betreffende ziektes en de mogelijke gevolgen daarvan tegen elkaar afgewogen. Zoals hiervoor overwogen sluit die afweging aan bij de heersende leer in de geneeskunde en wordt deze in de maatschappij breed gedragen. Bij het opstellen van het vaccinatieprogramma wordt bij deze afweging de leeftijd van het kind betrokken. Uit de informatie op Rijksvaccinatieprogramma.nl blijkt dat in 2022 de leeftijd waarop meisjes de HPV-vaccinatie krijgen is verlaagd. Als reden hiervoor meldt de site dat het HPV-vaccin het best werkt wanneer je nog niet met het virus besmet bent geraakt. Meisjes en jongens krijgen vanaf 2022 al een uitnodiging voor de vaccinatie in het jaar dat ze tien worden, omdat de kans dan groot is dat ze dan nog niet besmet zijn.
Als ouders het niet eens zijn over het laten zetten van een vaccinatie, dan geldt dat een kind recht heeft op de meest optimale bescherming die het Rijksprogramma biedt voor een gemiddeld kind. De rechtbank heeft niets specifieks gehoord waarom dit voor [minderjarige01] anders zou zijn. De wetgever heeft in het verlagen van de leeftijd voor het zetten van het HPV-prikken, kennelijk geen aanleiding gezien kinderen ook al op lagere leeftijd een stem te geven in de vraag of de HPV-vaccinatie gezet moet worden. De wetgever heeft immers geen uitzondering gecreëerd in het door de vrouw op de zitting aangehaalde wetsartikel 7:450 lid 2 eerste zin BW, waaruit volgt dat een kind tussen de twaalf en zestien tevens de toestemming van de gezagsouders nodig heeft bij een medische behandeling. Het zijn dus uitsluitend de ouders die verantwoordelijk zijn voor de beslissing of de HPV-vaccinaties volgens het Rijksprogramma gezet zullen worden. Omdat de beslissing op basis van de wet bij de ouders ligt en er in het programma een afgewogen keuze is gemaakt voor de verlaging van de vaccinatieleeftijd, kan de man naar het oordeel van de rechtbank niet verplicht worden om te wachten tot [minderjarige01] twaalf jaar is en mee mag beslissen.
De rechtbank zal de man daarom de verzochte toestemming verlenen. Overeenkomstig het verzoek van de man op zitting wordt deze beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Verwijzing naar Ouderschap Blijft
Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en/of training en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan het Kenniscentrum Kind en Scheiding.
Zoals op de zitting is besproken, zal de rechtbank geen lus naar de Raad opnemen in het geval het traject niet zou slagen. De rechtbank heeft immers geen zorgen over de kinderen en de manier van opvoeding en verzorging van de kinderen door beide ouders. Het traject is echt bedoeld om de ouders op weg te helpen om ook ten aanzien van heikele punten samen een manier te vinden waarop zij tot beslissingen kunnen komen en voor hun onderlinge communicatie.

Beslissing

De rechtbank:
verleent toestemming aan de man – welke toestemming die van de vrouw vervangt – ten behoeve van het conform het Rijksvaccinatieprogramma laten zetten van de tweede
HPV-vaccinatie bij [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] ;
stelt vast dat partijen, te weten:
[naam01],
de vrouw/moeder,
wonende te ( [postcode01] ) [woonplaats01] [adres01] ,
en
[naam02],
de man/vader,
wonende te ( [postcode02] ) [woonplaats01] aan de [adres02] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar( [omgangsbegeleiding01] voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding, [adres03] , [postcode03] [plaats02] ;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, tevens kinderrechter,
bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting
van 13 september 2023.