In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2023 een beschikking gegeven in een gezagskwestie tussen twee ouders over de HPV-vaccinatie van hun dochter, [minderjarige01]. De ouders, [naam01] (moeder) en [naam02] (vader), zijn het niet eens over de vraag of [minderjarige01] haar tweede HPV-vaccinatie moet krijgen. De vader is van mening dat het in het belang van [minderjarige01] is om het vaccinatieprogramma te volgen, terwijl de moeder wil dat [minderjarige01] zelf kan beslissen over de vaccinatie zodra zij twaalf jaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat zij samen moeten beslissen over medische behandelingen van hun kinderen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het volgen van het Rijksvaccinatieprogramma in het belang van [minderjarige01] is en heeft de vader toestemming verleend om de tweede HPV-prik te laten zetten, waarbij de toestemming van de moeder wordt vervangen. De rechtbank heeft ook benadrukt dat vaccineren in het belang van het kind is en dat de ouders zich moeten inspannen om beter te communiceren over dergelijke belangrijke onderwerpen. Beide ouders hebben ingestemd met deelname aan een traject voor ouderschapsbemiddeling om hun communicatie te verbeteren. De beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing niet onmiddellijk hoeft te worden uitgevoerd.
De rechtbank heeft de ouders verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling, met als doel hen te helpen bij het maken van afspraken over moeilijke onderwerpen in de toekomst. De beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.