ECLI:NL:RBDHA:2023:14885
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens prematuur beroep
In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit hebbende, op 18 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 mei 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 24 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft op 21 juli 2022 het beroep gegrond verklaard. Eiser heeft op 31 augustus 2022 verzet ingesteld tegen deze uitspraak, waarop de rechtbank op 5 april 2023 het verzet gegrond verklaarde en de staatssecretaris een nieuwe beslistermijn van zestien weken oplegde.
Eiser heeft op 11 april 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
De rechtbank constateert dat de beslistermijn op 27 juli 2023 is verstreken, waardoor het beroep van 11 april 2023 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Gelet op deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier.