ECLI:NL:RBDHA:2023:1499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
11 februari 2023
Zaaknummer
NL22.20352
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres, een Sierra Leoonse, heeft ingesteld omdat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 20 mei 2021 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. Eiseres heeft verweerder op 12 september 2022 in gebreke gesteld, en sindsdien zijn er twee weken verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank legt verweerder een termijn van twaalf weken op om alsnog een besluit te nemen, zoals verzocht in het verweerschrift. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.

Daarnaast stelt de rechtbank de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de datum waarop verweerder had moeten beslissen. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 418,50, omdat het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van griffier mr. P.C.J. Lindeijer, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20352

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Sierra Leoonse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de ten behoeve van haar ingediende aanvraag van 20 mei 2021 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] (referent). Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenaamde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen zoals volgt uit de artikelen 6:2 en 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Het beroep is ontvankelijk en gegrond. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) vier weken. Het bezwaarschrift is ingediend op 10 november 2021, de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift liep tot en met die datum. Het bestuursorgaan beslist op het bezwaar binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikel 76, eerste lid, van de Vw). Verweerder heeft de beslistermijn verdaagd met zes weken. Daarbij heeft verweerder vermeld dat de datum waarop een beslissing moet worden genomen wordt uitgesteld met ten hoogste twee weken omdat eiseres nog aanvullende informatie moet overleggen. De beslistermijn verliep dus uiterlijk op 19 mei 2022. Eiseres heeft verweerder op 12 september 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbijgegaan.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
4. Als verweerder niet op tijd beslist, moet de rechtbank een termijn van twee weken opleggen. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen zoals volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
4.1.
Verweerder verzoekt in het verweerschrift om een beslistermijn van twaalf weken op te leggen, omdat hij voornemens is referent uit te nodigen voor een gehoor. Verweerder zal trachten de hoorzitting zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden maar is hierbij mede afhankelijk van gemachtigde en referent. Hiermee rekening houdend, streeft verweerder ernaar om binnen twaalf weken een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. De rechtbank ziet geen grond om een andere termijn dan de verzochte termijn passend te achten. Gelet op de onderbouwing van die termijn, en het feit dat eiseres zich niet heeft verzet tegen die termijn, dient verweerder binnen twaalf weken na 20 december 2022 een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Welke dwangsom legt de rechtbank aan verweerder op?
5. De rechtbank moet op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb aan haar uitspraak een dwangsom verbinden. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 100,- per dag voor elke dag waarmee de onder 4.1. genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Wat is de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom?
6. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die verweerder op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb is verschuldigd. Eiseres heeft verzocht deze dwangsom vast te stellen. Verweerder is de maximale dwangsom verschuldigd omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb. De rechtbank stelt daarom de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en verweerder de onder 4.1 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt
€ 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twaalf weken na 20 december 2022 alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
  • stelt de door verweerder te betalen bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-.
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het niet eens bent met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt om het verzetschrift toe te lichten, moet u dit in het verzetschrift melden.