ECLI:NL:RBDHA:2023:14998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor studiefinanciering op basis van medische omstandigheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een nieuwe aanspraak op studiefinanciering beoordeeld. Eiseres had eerder een prestatiebeurs ontvangen voor haar opleiding toerisme, maar had deze stopgezet. In 2021 vroeg zij om omzetting van haar prestatiebeurs in een gift vanwege medische omstandigheden die haar studie belemmerden. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wees haar aanvraag af, met als argument dat er geen bewijs was dat de medische omstandigheden tijdens de opleiding toerisme waren ontstaan of verergerd.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing onzorgvuldig was. Verweerder had niet alleen moeten vertrouwen op de mededeling van GGZ Rivierduinen dat eiseres daar niet bekend was, maar had ook eiseres om een reactie moeten vragen en nader onderzoek moeten doen. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is om de medische situatie van eiseres goed te onderzoeken, vooral omdat zij contactgegevens van haar behandelaar had verstrekt. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en verklaart het beroep gegrond. Verweerder moet binnen acht weken een nieuw besluit nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Eiseres krijgt ook haar griffierecht vergoed.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2861

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: M.L.T. van Boekel)
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: drs. P.M.S. Slagter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een nieuwe aanspraak op studiefinanciering.
1.1
Verweerder heeft deze aanvraag in het primaire besluit van 25 november 2021 afgewezen. In het bestreden besluit van 31 maart 2022 is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is op 1 augustus 2013 gestart met de opleiding toerisme bij het ROC in Leiden. Verweerder heeft aan eiseres voor die opleiding voor de periode van augustus 2013 tot en met juli 2017 een prestatiebeurs toegekend. Eiseres heeft de studiefinanciering met ingang van 1 april 2017 stopgezet.
3. Eiseres heeft op 15 mei 2017 verzocht om omzetting van de prestatiebeurs in een gift, omdat het haar door een medische omstandigheid niet meer lukt om een diploma te behalen voor de opleiding toerisme. Bij besluit van 23 juni 2017 heeft verweerder het verzoek van eiseres toegewezen en de prestatiebeurs omgezet in een gift.
4. Op 1 augustus 2021 is eiseres gestart met de opleiding Pedagogisch medewerker kinderopvang. Op 16 oktober 2021 heeft eiseres met een verzoek “Voorziening beroepsonderwijs bij bijzondere omstandigheden” een nieuwe aanspraak op studiefinanciering aangevraagd. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de decaan van het ROC Mondriaan verklaard dat eiseres geschikt is bevonden voor de opleiding Pedagogisch medewerker kinderopvang en de huisarts van eiseres heeft verklaard dat sprake is van een medische omstandigheid in de periode van maart 1994 tot maart 2018.
5. In het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om een nieuwe aanspraak op studiefinanciering afgewezen, omdat niet is gebleken dat de ziekte tijdens de opleiding toerisme is ontstaan, geconstateerd of verergerd.
6. In de bezwaarfase heeft arts F. Knol (Knol), met dagtekening 15 februari 2022 en 16 maart 2022, informatie opgevraagd bij verpleegkundig GGZ specialist A.M Souverijn (Souverijn). Deze brieven heeft Knol gericht aan GGZ Rivierduinen. Het verzoek om informatie heeft Knol retour ontvangen van GGZ Rivierduinen met de mededeling dat eiseres niet bekend is.
7. Verweerder heeft de bezwaren van eiseres vervolgens ongegrond verklaard, omdat het volgens hem niet mogelijk is om de medische omstandigheden van eiseres te beoordelen.
Wat vindt eiseres in beroep?
8. Eiseres stelt dat het verzoek om een nieuwe aanspraak op studiefinanciering ten onrechte is afgewezen, omdat wel degelijk sprake is van een tijdens de opleiding toerisme ontstane dan wel verergerde medische omstandigheid. Zij is destijds onder behandeling geweest bij Souverijn en Souverijn is bereid om informatie te verstrekken over de behandeling van eiseres in de periode van 2016/2017. Souverijn is niet langer werkzaam bij GGZ Rivierduinen en dat verklaart waarom GGZ Rivierduinen aangeeft dat eiseres niet bij hun bekend is. Om die reden heeft eiseres op het toestemmingsformulier de directe contactgegevens van Souverijn vermeld en niet het adres van GGZ Rivierduinen. Eiseres is dan ook van mening dat Knol onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht.
Wettelijk kader
9. Op grond van artikel 4.14, vierde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) ontvangt een mbo-student, indien hij als direct gevolg van een tijdens de studie verworven handicap, ten gevolge van een zich tijdens de studie verergerende handicap of ten gevolge van een zich tijdens de studie manifesterende chronische ziekte, genoodzaakt is een reeds begonnen opleiding te beëindigen, bij keuze voor een passender opleiding nieuwe aanspraak op studiefinanciering.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
10. De vraag die in dit dossier moet worden beantwoord is of eiseres door een tijdens de opleiding toerisme ontstane of verergerde handicap of een zich manifesterende chronische ziekte niet meer in staat was tot het volgen van die opleiding. Zo ja - en pas dan - moet de vraag worden beantwoord of de opleiding Pedagogisch medewerker kinderopvang met die handicap of chronische ziekte dan wel mogelijk is. Pas indien beide vragen bevestigend worden beantwoord is sprake van een passender opleiding in de zin van artikel 4.14, vierde lid, van de Wsf 2000. [1]
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit ter motivering van de afwijzing van het verzoek om een nieuwe aanspraak op studiefinanciering niet heeft mogen volstaan met de enkele verwijzing naar de mededeling van GGZ Rivierduinen dat eiseres daar niet bekend is. Het had op de weg van verweerder gelegen om eiseres om een reactie te vragen en/of nader onderzoek te doen door rechtstreeks contact op te nemen met Souverijn. Te meer omdat eiseres op het toestemmingsformulier de directe contactgegevens van Souverijn heeft vermeld en niet die van GGZ Rivierduinen. De stelling van verweerder ter zitting dat het rechtstreeks opnemen van contact met Souverijn geen toegevoegde waarde zou hebben gehad, volgt de rechtbank niet. Het is immers niet op voorhand uitgesloten dat Souverijn de benodigde medische gegevens had kunnen verstrekken. Daar komt bij dat niet valt in te zien waarom verweerder dan überhaupt contact heeft gezocht met Souverijn. Daaruit kan immers worden afgeleid dat verweerder het kennelijk zelf belangrijk vond om informatie bij Souverijn op te vragen. Gelet op de omstandigheden van dit geval, had het daarnaast in de rede gelegen om eiseres te horen over haar bezwaar en vragen te stellen over de mededeling van GGZ Rivierduinen en de medische situatie van eiseres. Het enkele feit dat eiseres inmiddels is gestopt met de opleiding Pedagogisch medewerker kinderopvang, maakt overigens niet, zoals door verweerder ter zitting gesteld, dat geen sprake meer is van procesbelang. De uitkomst van deze procedure kan immers van belang zijn voor de vraag of eiseres haar, ondertussen tot ruim € 16.000 opgelopen, studieschuld dient terug te betalen.
12. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het onderzoek van verweerder niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. Dit betekent dat het beroep gegrond zal worden verklaard en dat het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een
nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.