2.15.Ook namens de CAR-verzekeraar van de aannemer is een onderzoek uitgevoerd naar (de oorzaak van) de scheurvorming. Dit onderzoek is uitgevoerd door EMN. In haar onderzoeksrapport van 7 november 2017 heeft EMN onder meer het volgende geschreven:
“
Bevindingen:
(…) In het pand is op de begane grond een vloer gerealiseerd middels kanaalplaten. Op de kanaalplaten is wapening geplaatst met daarop een betonnen druklaag van 8 cm. Ter plaatse van de oplegging van de kanaalplaten (op de funderingsbalken) is géén extra wapening voorzien.
De kelken tussen de holle kanaalplaten (langsnaden kanaalplaten onderling) zijn volgens verzekerde volgestort, ongeveer vier dagen voordat de druklaag is vervaardigd. Het wapeningsnet is aangebracht op wapeningsstaven met een dikte van circa 10 mm en volgt zodoende de toog van de kanaalplaten. Verzekerde heeft aangegeven dat de bedrijfsvloer is gerealiseerd in de openlucht en dat de in het werk gestorte betonnen druklaag na de stort is voorzien van een curing compound. (…)
Problematiek:
De dag na het storten van het beton zouden er volgens de opdrachtgever (Van der Valk, rechtbank) krimpscheuren in de druklaag zijn geconstateerd. Verzekerde onderschrijft dat niet en stelt dat dit niet gemeld is. Ook verklaart verzekerde dat indien er scheuren zouden zij geconstateerd het in ieder geval geen scheuren zijn met het huidige patroon en zeker niet met de huidige aard en omvang. Wij hebben bij de architect en de opdrachtgever stukken opgevraagd (bouwverslagen, foto’s, e-mails) waaruit blijkt dat er scheuren
directna realisatie, voorafgaand aan de oplevering, zouden zijn ontstaan en wat de aard en omvang hiervan zou zijn geweest omstreeks de oplevering. Wij hebben deze stukken niet ontvangen. In het procesverbaal van oplevering is géén melding gemaakt van scheuren (…)
De huidige problematiek lijkt op basis van de huidige gegevens
nade oplevering te zijn ontstaan. Tijdens onze inspectie hebben wij scheuren in de druklaag waargenomen ter plaatse van de naden van de kanaalplaten in het magazijn. Het gaat dan om de langsnaden (aansluiting kanaalplaten onderling) en de naden ter plaatse van de oplegging van de kanaalplaten op de funderingsbalken. De scheuren zijn veelal circa 2 mm wijd, enkele scheuren zijn breder. (…)
EMN
(…) In algemene zin ontstaan er naar ons oordeel vrijwel altijd scheuren in een druklaag, waarbij een vloeropbouw middels kanaalplaten, zeker bij dergelijke magazijnfuncties, extra gevoelig lijkt voor scheurvorming. (…) De wellicht
‘niet’reguliere scheurvorming die hier aanwezig lijkt, is naar onze mening een gevolg van het ontbreken van voldoende wapening ter plaatse van de oplegging (van de kopse kant) van de kanaalplaten.
Het feit dat de kopse kanten van de kanaalplaten als gevolg van de belasting kunnen bewegen (doorbuigen en terugveren) leidt ons inziens ertoe dat er scheuren kunnen ontstaan, ook in de langsrichting van de platen (het bewegen van de vloerplaten onderling).
Omdat de boorkernen van Buro Vloeradvies boven de scheuren zijn gemaakt is niet vast te stellen of het ‘loskomen’ van de druklaag een gevolg is van de spanning die blijkbaar al aanwezig is in deze punten in de vloer (anders zouden er geen scheuren ontstaan) of wellicht een gevolg is van andere oorzaken. Ook kan tijdens het boren, door het boren zelf, een boorkern loskomen.
(…)
Prof.ir. S.N.M. Wijte van TU Eindhoven en Adviesbureau Hageman
Wij hebben de berekeningen en tekeningen van Waardo en Broersma aan de heer Wijte voorgelegd, evenals de bevindingen van Buro Vloeradvies en B.A.S. Ook hebben wij nadien de foto’s van de sloop van de druklaag en de bevindingen van de opdrachtgever voorgelegd aan de heer Wijte. (…)
De heer Wijte stelt dat de kanaalplaten zijn ontworpen, en zich gedragen, als een ligger op twee steunpunten. Hierdoor bewegen de kopse kanten van de kanaalplaten en ontstaat er een hoekverdraaiing van de platen op de kopse kanten. Als hier geen maatregelen tegen worden getroffen, ontstaat er scheurvorming in de druklaag ter plaatse van deze kopse kanten door deze verdraaiing. De heer Wijte constateert dat er door Broersma géén wapening is voorgeschreven ter plaatse van de kopse kanten van de kanaalplaten om dit te voorkomen.
Hij verklaart dat dit wél aanwezig had moeten zijn als de scheurvorming beperkt had moeten worden. Ook constateert de heer Wijte dat er in de aanwezige stukken, door Broersma, geen plaatsingshoogte voor de wapening in de druklaag is voorgeschreven. In de stukken is ook niet voorgeschreven dat de aannemer de kanaalplaten had moeten opruwen.
Scheurvorming bij langsnaden van kanaalplaten treedt volgens de heer Wijte vaak op. De krimpverkorting van de druklaag wordt verhinderd door de kanaalplaten. Ter plaatse van een voeg tussen twee kanaalplaten leidt dit dan tot scheurvorming. De scheurvorming kan worden beperkt door meer wapening toe te passen, of ten minste meer staven met een kleinere diameter en een kleinere hart op hart afstand. Daarnaast verdient het aanbeveling om de wapening (meer) boven in de druklaag aan te brengen. (…)
De heer Wijte heeft op basis van de onderzoeksresultaten van B|A|S. geconcludeerd dat er géén sprake is van
“omvangrijke delaminatie. Het ontwerp van de vloer is zo dat deze scheurvorming bij regulier gebruik verwacht kon worden.”
(…) ”