ECLI:NL:RBDHA:2023:15026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.5263
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor familieleven op grond van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor familieleven, gebaseerd op artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 7 mei 2021 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 26 januari 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 1 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres, referent, en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent, ondanks de psychiatrische problemen van referent. De staatssecretaris heeft terecht geoordeeld dat de familierechtelijke band niet leidt tot een beschermenswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de belangenafweging correct heeft gemaakt, waarbij het economisch belang voor de Nederlandse overheid zwaar weegt. Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat zij in Nederland voor referent moet zorgen, en er zijn alternatieven binnen de Nederlandse zorgverlening.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres mocht afwijzen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5263

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D.L Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM. [1]
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 7 mei 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, referent, M. Idemudia als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Griffierecht

3. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe, gelet op de omstandigheden die zijn aangevoerd.

Totstandkoming van het bestreden besluit

4. Op 1 juni 2020 heeft [referent] (referent) voor zijn moeder, eiseres, een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning regulier voor verblijf van eiseres bij referent. Referent is uit de Filipijnen gevlucht en heeft in Nederland in 2019 een verblijfsvergunning asiel gekregen.
4.1.
Bij het primaire besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen, omdat er wel een familierechtelijke band is (moeder-zoon), maar tussen eiseres en referent geen sprake is van familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
4.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De staatssecretaris heeft het bezwaar bij besluit van 26 januari 2023 ongegrond verklaard. De staatssecretaris vindt dat geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat tussen eiseres en referent. Niet is gebleken dat sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent. De staatssecretaris heeft tot slot een belangenafweging gemaakt, waarbij hij de belangen van de Nederlandse overheid heeft afgewogen tegen de belangen van eiseres om bij referent in Nederland te verblijven. De belangenafweging is in het nadeel van eiseres uitgevallen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eerst moet gekeken worden of er sprake is van familie- of gezinsleven dat valt onder de reikwijdte van artikel 8 EVRM. Ongeacht of er sprake is van beschermingswaardig gezins- of privéleven dient na de beoordeling van de reikwijdte een belangenafweging te worden gemaakt. [2]
Is er sprake van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM?
8. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte stelt dat niet is gebleken van meer dan normale afhankelijkheid. Het gegeven dat eiseres referent moet ondersteunen in het tijdig nemen van zijn medicatie geeft al aan dat er wel een meer dan normale afhankelijkheid is. Normaal gesproken zou een man van zijn leeftijd dit immers zelf moeten kunnen regelen. Ook het feit dat eiseres en referent dagelijks contact hebben maakt de afhankelijkheid duidelijk. Referent ondervindt psychiatrische problemen waardoor hij zich niet zelfstandig staande kan houden. In de Filipijnen ging het beter omdat hij daar regelmatig contact had met eiseres. De psychiatrische problemen zijn in Nederland steeds ernstiger geworden. Ook behandelaren benoemen dat het van belang is dat eiseres in Nederland aanwezig is voor referent.
8.1.
De staatssecretaris stelt dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent weliswaar is aangetoond, maar dat geen sprake is van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 EVRM. In de Filipijnen redde referent zichzelf en was hij niet afhankelijk van eiseres. Uit de overgelegde medische stukken volgt niet of en zo ja, op welke wijze, referent werd belemmerd in zijn functioneren. Uit de stukken en verklaringen is verder niet gebleken dat eiseres en referent in de Filipijnen altijd samen hebben gewoond. Referent heeft ook elders gewoond en is regelmatig op reis geweest. Na vertrek naar Nederland is dat niet anders geworden. Dat de medische klachten van referent zijn verslechterd, maakt nog niet dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Niet is gebleken dat referent andere hulp dan medische en psychische hulp nodig heeft om zelfstandig te functioneren, en in voornoemde hulp is reeds voorzien. Eiseres helpt wel, maar op een wijze die gebruikelijk is tussen een moeder en een zoon. Het telefonisch contact dat zij hebben kan worden voortgezet. Daarbij ondersteunen eiseres en referent elkaar financieel niet. Er is dus geen sprake van een meer dan gebruikelijke emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en referent, waardoor er geen sprake is van gezinsleven waarvoor bescherming van artikel 8 EVRM geldt.
8.2.
In dit geval gaat het om gezinsleven tussen volwassenen, een ouder en haar meerderjarige kind. Volgens vaste jurisprudentie is er dan enkel sprake van gezinsleven dat valt onder de reikwijdte van artikel 8 EVRM wanneer er sprake is van
more than normal emotional ties involving additional elements of dependencytussen, in dit geval, moeder en zoon. Dus enkel als er buiten de normale affectieve banden bijkomende elementen van afhankelijkheid worden aangetoond, zodat sprake is van meer dan de gebruikelijke emotionele afhankelijkheid, is er sprake van gezinsleven waarvoor de bescherming van artikel 8 EVRM geldt. [3] Verder volgt uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) [4] dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie een kwestie is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Daarbij kan relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. De staatssecretaris mag daarbij wel zwaarwegend, maar geen doorslaggevend gewicht toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven. [5]
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat tussen eiseres en referent geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Dat referent (psychiatrische) problemen heeft is niet in geschil. Uit de overgelegde medische stukken blijkt niet dat referent voor vertrek uit de Filipijnen werd belemmerd in zijn zelfstandig functioneren. Niet is gebleken dat hulp, anders dan door medicatie en behandeling, noodzakelijk was. De staatssecretaris heeft terecht ten nadele van eiseres en referent meegewogen dat, ondanks de medische klachten van referent, hij in staat is geweest om verschillende banen en beroepen te hebben. Hij kon naar school gaan, heeft met zijn stichting een groot bereik weten te creëren en heeft voor werk en vakantie naar verschillende landen kunnen reizen. In Nederland zijn de medische klachten van referent verergerd. Referent ontvangt momenteel onder andere hulp via de gemeente en is onder behandeling bij [kliniek]. Uit de door referent overgelegde stukken maakt de rechtbank op dat de juiste therapie voor referent nog niet is gevonden, maar hij is wel in beeld bij hulpverleners. Op het moment dat referent het gevoel heeft dat hij de controle verliest, weet hij de weg naar hulpverleners te vinden. Eiseres ondersteunt referent momenteel telefonisch op de momenten dat hij het moeilijk heeft. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij in Nederland voor referent moet zorgen. Er zijn reële alternatieven binnen de Nederlandse zorgverlening en niet is gebleken dat de mentale steun van eiseres (via de telefoon) niet kan worden voortgezet. Uit de brieven van de behandelend psychiater van 1 maart 2022 en 26 mei 2023 blijkt dat onvoldoende. Mede gelet daarop heeft de staatssecretaris ook kunnen overwegen dat niet is gebleken dat uitsluitend eiseres referent de benodigde hulp of zorg kan bieden. Dat de toenemende (psychische) klachten van referent hebben geleid tot crisisinterventies en spoedopnames maakt niet dat er binnen de Nederlandse zorgverlening geen alternatieven bestaan. Tevens heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat referent, ondanks zijn medische klachten, op enig moment in staat is geweest om in Nederland zijn leven vorm te geven, door onder meer vrijwilligers werk te doen; zich aan te melden voor een studie(s); op zoek te gaan naar een baan; vriendschappen te sluiten en een relatie aan te gaan en Nederlands te leren. Daarnaast is niet in geschil dat eiseres en referent niet financieel van elkaar afhankelijk zijn. Verder kan uit de verklaringen van referent geconcludeerd worden dat hij in de Filipijnen zelfstandig heeft gewoond. Van samenwoning is dan ook geen, of in ieder geval niet altijd, sprake geweest. Al deze punten in samenhang bekeken geven geen blijk van een meer dan normale afhankelijkheid.
Zijn de belangen goed afgewogen?
9. Eiseres stelt dat de belangenafweging ten onrechte niet in het voordeel van referent en eiseres uitvalt. Er wordt enerzijds overwogen dat er geen sprake is van financiële afhankelijkheid van eiseres en referent, maar bij verblijf in Nederland wordt ervan uitgegaan dat eiseres ten laste van de openbare kas zal komen. Niet valt in te zien waarom eiseres haar activiteiten niet in Nederland kan voortzetten. Daarbij zal referent minder zorg vragen als eiseres in Nederland is en dat zal gunstig zijn voor de openbare kas.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseres en referent heeft laten uitvallen. De staatssecretaris heeft daarbij allereerst zwaar in het nadeel van eiseres en referent kunnen wegen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. De staatssecretaris heeft er voorts in het bestreden besluit op kunnen wijzen dat het economisch belang voor de Nederlandse overheid zwaar weegt. De staatssecretaris heeft niet ten onechter gesteld dat eiseres, in ieder geval voor enige tijd, ten laste van de openbare kas komt. Dat eiseres momenteel in de Filipijnen financieel onafhankelijk is maakt dit niet anders. Ze zal in Nederland immers enige tijd nodig hebben om te integreren. Dat referent minder zorg nodig zal hebben als eiseres in Nederland woont is onvoldoende onderbouwd. Uit de stukken en verklaringen blijkt immers dat referent ook in de Filipijnen, in aanwezigheid van eiseres, medische zorg nodig had.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres mocht afwijzen. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
3.Arrest van het EHRM van 12 april 2020, Khan tegen Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2010:0112JUD004748606.
4.Arrest van het EHRM van 17 april 2012, Kopf en Liberda tegen Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2012:0117JUD000159806.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van