ECLI:NL:RBDHA:2023:15029

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.18411
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 oktober 2023, staat het verzoek van verzoekster centraal om vergoeding van haar proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde D. Meier, heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangesproken op de kosten die zij heeft gemaakt in het kader van een beroepsprocedure. De staatssecretaris heeft echter aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden, omdat met de genomen beschikking niet aan verzoekster tegemoet is gekomen.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat zij een partij kan veroordelen tot betaling van de proceskosten van de tegenpartij, zoals vastgelegd in artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Verzoekster is op 29 september 2022 in beroep gegaan, omdat de staatssecretaris niet tijdig op haar bezwaar had beslist. Op 13 februari 2023 heeft de staatssecretaris alsnog een beslissing genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en de rechtbank heeft verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, omdat de staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 418,50, gebaseerd op de gemaakte kosten voor juridische bijstand, met inachtneming van een wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.

De rechtbank heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier, en is openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18411

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeksters], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: D. Meier).

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
1.1.
De staatssecretaris heeft laten weten de proceskosten niet te willen vergoeden omdat met de genomen beschikking niet aan eiseres tegemoet is gekomen.

Overwegingen

2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
3. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3.1.
Verzoekster is op 29 september 2022 in beroep gegaan, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Op 13 februari 2023 heeft de staatssecretaris alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Omdat de staatssecretaris pas nadat verzoekster in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De staatssecretaris moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen.
3.3.
Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.