ECLI:NL:RBDHA:2023:15047

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.18349
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na vertrek verzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 22 juni 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van dezelfde wet. Tevens was aan verzoeker medegedeeld dat hij Nederland onmiddellijk moest verlaten en dat er een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd.

Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De behandeling van het verzoek vond plaats op 18 juli 2023, maar werd geschorst op verzoek van de gemachtigde van verzoeker vanwege zijn afwezigheid. Op 9 augustus 2023 werd bekend dat verzoeker op 8 augustus 2023 met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van verzoeker gaf aan geen contact te hebben met hem en niet op de hoogte te zijn van zijn verblijfplaats.

De rechtbank heeft, na partijen te hebben gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, besloten dat een nadere zitting niet nodig was. Op 2 oktober 2023 werd het onderzoek gesloten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de aanhangige zaak NL23.18348, een voorlopige voorziening niet meer nodig was en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18349

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Szirmai),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2023 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Daarbij is ook bepaald dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en evenmin voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw 2000. Daarnaast is aan verzoeker medegedeeld dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten evenals dat een inreisverbod voor de duur van twee jaar wordt opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL23.18348 (het beroep), op 18 juli 2023 op zitting behandeld. De behandeling van het beroep is op verzoek van verzoekers gemachtigde geschorst in verband met de afwezigheid van verzoeker.
Op 9 augustus 2023 heeft verweerder stukken in het digitale dossier geüpload waaruit blijkt dat verzoeker op 8 augustus 2023 met onbekende bestemming is vertrokken.
De gemachtigde van verzoeker heeft via een bericht in de beroepsprocedure desgevraagd aangegeven dat zij niet op de hoogte is van de verblijfplaats van verzoeker en evenmin contact met hem heeft over de verdere voortgang van de procedure.
Nu partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, niet hebben verklaard dat zij gebruik willen maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 2 oktober 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.18348, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.