ECLI:NL:RBDHA:2023:1509
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker op 12 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 22 december 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 24 november 2022 alsnog een besluit genomen en de asielaanvraag ingewilligd. Verzoeker heeft hierop zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker is tegemoetgekomen door verweerder, kan de rechtbank op verzoek van verzoeker de staatssecretaris veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van verzoeker gegrond is. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is berekend op basis van een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten ter hoogte van € 418,50.