ECLI:NL:RBDHA:2023:15112
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, om vergoeding van proceskosten. De eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na het indienen van het beroep heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de eiser het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat de eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De vergoeding is vastgesteld op een vast bedrag, omdat de eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De rechtbank heeft echter een lager bedrag toegekend, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Uiteindelijk is de verweerder veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan de eiser. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.