ECLI:NL:RBDHA:2023:15128
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers, waaronder een referent en zijn minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De aanvraag is ingediend op 16 juni 2022, en de staatssecretaris had op basis van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, met de mogelijkheid tot verlenging van maximaal drie maanden. De beslistermijn is verlengd, maar uiteindelijk is er geen besluit genomen voor de deadline van 12 december 2022. Eisers hebben de staatssecretaris op 15 maart 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 31 maart 2023 is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van €100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris al €1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op €418,50, en moet de staatssecretaris het griffierecht van €184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt.