In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend op 13 september 2021. Op 11 november 2021 werd eiser meegedeeld dat de beslistermijn was verlengd tot 14 maart 2023, maar op 3 december 2021 ontving hij een rectificatie waarin stond dat de beslistermijn was verlengd tot 13 december 2022. Dit betekende dat de aanvraag onder het besluit WBV 2022/22 viel, dat de beslistermijnen met negen maanden verlengde. Hierdoor eindigde de beslistermijn op 13 september 2023.
Eiser diende op 14 december 2022 een ingebrekestelling in, maar de rechtbank oordeelde dat deze prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van niet tijdig beslissen niet zijn vervuld, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 april 2023. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.