ECLI:NL:RBDHA:2023:1518
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 6 september 2022, wees de asielaanvraag van de verzoeker af als kennelijk ongegrond. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter baseerde zijn beslissing op een eerdere uitspraak van 16 december 2022, waarin het beroep van de verzoeker ongegrond was verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.