In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een betrokkene eerst een ingebrekestelling indienen bij het bestuursorgaan, waarna er een termijn van twee weken geldt voor het bestuursorgaan om alsnog te beslissen. In dit geval was de ingebrekestelling prematuur, omdat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiseres was verlengd met negen maanden op basis van een recent besluit.
De rechtbank heeft daarom geconcludeerd dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar gemaakt op 7 april 2023. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze beslissing.