In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 februari 2023 een eindbeschikking gegeven over de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De beschikking volgt op een informele rechtsingang en de benoeming van een bijzondere curator. De kinderen, geboren in 2007 en 2011, zijn in rechte vertegenwoordigd door de bijzondere curator, mr. [bijzondere curator]. De ouders, [naam01] (vader) en [naam02] (moeder), zijn betrokken bij de procedure, waarbij de vader wordt bijgestaan door mr. J.G.M. ter Avest. De rechtbank heeft eerder op 6 juli 2022 de bijzondere curator benoemd en verdere beslissingen aangehouden. Tijdens de zitting op 19 januari 2023 zijn verschillende stukken besproken, waaronder het verslag van de bijzondere curator en e-mailcorrespondentie van de ouders.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen behoefte hebben aan rust en vrijheid in de omgang met hun moeder. De huidige zorgregeling is als belastend ervaren, en de kinderen willen niet meer verplicht naar hun moeder gaan. De bijzondere curator heeft de dynamiek tussen de ouders en de kinderen beschreven, waarbij de vader een dominante rol speelt en de kinderen zich loyaal voelen aan hem. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging, maar dat een beschermingsonderzoek niet het gewenste effect zal hebben. De kinderrechter heeft besloten dat de kinderen één keer per maand bij hun moeder zullen eten, met de mogelijkheid voor verdere uitbreiding van de zorgregeling in de toekomst.
De uitspraak is gedaan met het oog op de belangen van de kinderen, waarbij de rechtbank hoopt op een verbetering van de communicatie tussen de ouders en de kinderen. De bijzondere curator zal de uitspraak met de kinderen bespreken, zodat zij zich gehoord voelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is.