ECLI:NL:RBDHA:2023:1528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
SGR 22/2433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Ziektewetuitkering na beëindiging door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. H. Polat, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om haar Ziektewetuitkering per 20 juni 2021 te beëindigen, omdat zij op 30 maart 2021 meer dan 65% van haar loon kon verdienen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV beoordeeld, waarbij eiseres aanvoerde dat haar medische situatie onvoldoende was onderkend en dat de geduide functies niet passend waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek terecht heeft geconcludeerd dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar loon te verdienen. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiseres overtuigend gemotiveerd en de rechtbank heeft geen reden gezien om aan deze beoordeling te twijfelen. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de beëindiging van de uitkering ongedaan te maken. De proceskosten van eiseres worden niet vergoed, aangezien zij in beroep geen gelijk heeft gekregen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2433

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H. Polat),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

Het UWV heeft bepaald dat eiseres per 20 juni 2021 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), omdat zij op 30 maart 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar van 24 februari 2022 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als administratief medewerker voor gemiddeld 40 uur per week. Op 31 maart 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Zij is ziek uit dienst getreden en het UWV heeft eiseres vervolgens per 2 april 2020 ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) heeft het UWV eiseres op grond van de resultaten van een medisch en arbeidskundig onderzoek ongeschikt geacht voor haar eigen werk. Wel zijn er drie voorbeeldfuncties (en twee reservefuncties) te duiden, die eiseres met haar beperkingen zou kunnen verrichten en waarmee zij 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Omdat dit betekent dat eiseres per 30 maart 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, wordt de ZW-uitkering van eiseres per 20 juni 2021 beëindigd.
3. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Na een medische en arbeidskundige heroverweging in bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres op 30 maart 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarom heeft het UWV besloten om de ZW-uitkering van eiseres per 20 juni 2021 te beëindigen.
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 14 februari 2022
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 april 2021.
6. Het UWV heeft in het bestreden besluit de arbeidskundige grondslag gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 23 februari 2022
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verwijst naar alles wat zij in bezwaar heeft geschreven en beschouwt dat als herhaald en ingelast. Verder voert eiseres aan dat de verzekeringsarts haar klachten heeft onderschat en dat de geduide functies, gelet op haar medische gesteldheid, niet passend zijn.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 20 juni 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering omdat zij op 30 maart 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 30 maart 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en dus per 20 juni 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in zijn rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat hij geen reden ziet om de medische feiten, zoals vastgesteld door de arts, niet te volgen. Dit blijkt volgens hem mede uit de ontvangen informatie van de behandelaars van eiseres. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat het onderzoek van de neuroloog geen afwijkingen laat zien. Ook heeft de verzekeringsarts B&B tijdens de hoorzitting een normaal bewegingspatroon waargenomen. De psycholoog beschrijft geen uitgebreide problematiek en onderkent factoren die de klachtenpresentatie nadrukkelijker lijken te maken. Dit heeft de verzekeringsarts B&B ook bij de hoorzitting waargenomen. De objectieve onderzoeken die de longarts heeft laten verrichten laten volgens de verzekeringsarts B&B op zich geen fors beperkende functiestoornissen zien. Ook hier geldt een subjectieve invloed op de klachten, namelijk een inadequate ademhalingstechniek die de werkelijk aanwezige energetische belastbaarheid niet ten volle representeert. Verder ziet de verzekeringsarts B&B geen reden om een urenbeperking aan te nemen. De longfunctie is voldoende voor voltijdse arbeid, er zijn geen argumenten van preventieve aard om eiseres slechts parttime te laten werken en de beschikbaarheid van eiseres wordt niet relevant beperkt door een behandeling of opname. De verzekeringsarts B&B stelt dan ook dat de belastbaarheid enigszins beperkt is, maar dat eiseres wel geschikt is voor arbeid waarin rekening wordt gehouden met haar longklachten, arbeid die fysiek niet te zwaar en stresserend is. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd. Gelet op voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
12. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de juistheid van de medische beperkingen en daarmee de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank ziet daarom geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 30 maart 2021 met de middelste van de drie geduide functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht de ZW-uitkering van eiseres per 20 juni 2021 beëindigd, omdat zij op 30 maart 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
16. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.