In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. H. Polat, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om haar Ziektewetuitkering per 20 juni 2021 te beëindigen, omdat zij op 30 maart 2021 meer dan 65% van haar loon kon verdienen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV beoordeeld, waarbij eiseres aanvoerde dat haar medische situatie onvoldoende was onderkend en dat de geduide functies niet passend waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek terecht heeft geconcludeerd dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar loon te verdienen. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiseres overtuigend gemotiveerd en de rechtbank heeft geen reden gezien om aan deze beoordeling te twijfelen. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de beëindiging van de uitkering ongedaan te maken. De proceskosten van eiseres worden niet vergoed, aangezien zij in beroep geen gelijk heeft gekregen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.