ECLI:NL:RBDHA:2023:15340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.18629 en NL23.18486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van de maatregel van bewaring van eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. Eiser was op 30 november 2022 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel werd op 26 mei 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, met toestemming van partijen.

Eiser betoogde dat er geen zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn, aangezien de aanvraag voor een laissez-passer dateerde van 8 december 2022 en er geen nieuwe presentatiedatum was ingepland. Eiser voerde aan dat hij niet weigerachtig was, maar dat de omstandigheden rondom zijn uitzetting niet in zijn voordeel werkten. De rechtbank overwoog dat verweerder voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te verlengen en dat de belangenafweging in het voordeel van de voortzetting van de maatregel was. De rechtbank oordeelde dat de bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was.

Daarnaast verklaarde de rechtbank het beroep onder zaaknummer NL23.18486 niet-ontvankelijk, omdat dit beroep geen belang meer had na de beoordeling van het eerdere beroep. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier N. Mekenkamp, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18629 en NL23.18486

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr J.S.W. Boorsma).

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 26 mei 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel en tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft - met toestemming van partijen - bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 2001.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Via artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet geldt hetzelfde voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
De gemachtigde van eiser voert aan dat er een geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn nu de aanvraag van een laissez-passer (lp) dateert van 8 december 2022. Tevens is nog steeds geen nieuwe presentatiedatum ingepland. De presentaties die stonden gepland zijn steeds verschoven. Een presentatie in persoon is ook niet nodig nu eiser een vrijwilligersbrief heeft geschreven aan de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast zijn er geen aanknopingspunten dat binnen een redelijke termijn een lp zal worden afgegeven, waardoor een redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Marokko ontbreekt. Dit alles maakt dat niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 15, zesde lid, onder b van de Terugkeerrichtlijn geïmplementeerd in artikel 59, zesde lid van de Vw. Eiser is van mening dat de bewaring onevenredig bezwarend is. Hij is detentie moe, depressief, instabiel, boos en hij mist zijn moeder in Spanje. Daarbij heeft eiser op 14 december 2022 een vrijwilligersbrief geschreven gericht aan de Marokkaanse autoriteiten waarin hij heeft aangegeven zo spoedig mogelijk te willen terugkeren naar Marokko en staat en niet kan worden gesteld dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting.
De rechtbank overweegt als volgt.
In het verlengingsbesluit heeft verweerder in het kader van de beoordeling of de maatregel van bewaring kon worden verlengd verschillende omstandigheden betrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gronden waarop de maatregel berust voldoende deugdelijk onderbouwd en deze met recht aan eiser mogen tegenwerpen.
Eiser stelt dat het verlengingsbesluit onrechtmatig is, omdat er niet voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging. Eiser heeft voldoende meegewerkt en er is ook geen aanwijzing dat er op korte termijn documentatie door Marokko zal worden verstrekt. Naarmate de bewaring voortduurt, wordt het belang van betrokkene om in vrijheid te worden gesteld groter. Indien de maatregel langer duurt dan 6 maanden, kan deze toch voortduren indien sprake is van bijkomende omstandigheden, zoals frustratie van het onderzoek, passief of actief. Uit de voortgangsrapportage van 26 juni 2023 volgt dat op
21 maart 2023 en 8 juni 2023 voor eiser een lp-presentatie gepland stond, maar dat eiser op deze lp-presentatie niet is verschenen. Het onderzoek wordt door eiser zodanig gefrustreerd dat de verwijdering langer duurt dan nodig hoeft te zijn. Dit alles ondanks dat er op hem een meewerkplicht rust. Ook is niet gebleken dat eiser zelf actief werkt aan het verkrijgen van (reis- en/of identiteits-) documenten. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam in het verlengingsbesluit gemotiveerd dat en waarom de verwijdering van eiser meer tijd vergt, waarbij eisers weigerachtige houding een grote rol speelt. Dat eiser op
14 december 2022 een vrijwilligersbrief naar de Marokkaanse autoriteiten heeft geschreven en iedere keer de regievoerder te woord heeft gestaan, maak dit niet anders. Na het schrijven van deze brief heeft eiser niet meer meegewerkt aan de presentaties in persoon en heeft hij in het vertrekgesprek gesteld dat hij niet naar Marokko wil terugkeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat voldaan is aan de voorwaarden om de bewaring met ten hoogste twaalf maanden te verlengen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Over hetgeen eiser in het kader van het lichter middel en de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat het geen feiten of omstandigheden zijn die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de totale duur van de bewaring van eiser inmiddels zes maanden voortduurt geen grond de bewaring onrechtmatig te achten. De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat de verlenging van de maatregel disproportioneel is.
Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Eiser heeft op 26 juni 2023, na de op 23 juni 2023 ingediende kennisgeving, een beroep tegen de verlengingsmaatregel aan de rechtbank verstuurd. Dit beroep is geregistreerd onder NL23.18486. Omdat het beroep tegen de maatregel tot verlenging al op grond van de kennisgeving is beoordeeld, heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem later ingediende beroep. De rechtbank zal het beroep onder NL23.18486 daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep NL23.18629 ongegrond;
- verklaart het beroep NL23.18486 niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
N. Mekenkamp, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.