In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van de maatregel van bewaring van eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. Eiser was op 30 november 2022 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel werd op 26 mei 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, met toestemming van partijen.
Eiser betoogde dat er geen zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn, aangezien de aanvraag voor een laissez-passer dateerde van 8 december 2022 en er geen nieuwe presentatiedatum was ingepland. Eiser voerde aan dat hij niet weigerachtig was, maar dat de omstandigheden rondom zijn uitzetting niet in zijn voordeel werkten. De rechtbank overwoog dat verweerder voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te verlengen en dat de belangenafweging in het voordeel van de voortzetting van de maatregel was. De rechtbank oordeelde dat de bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was.
Daarnaast verklaarde de rechtbank het beroep onder zaaknummer NL23.18486 niet-ontvankelijk, omdat dit beroep geen belang meer had na de beoordeling van het eerdere beroep. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier N. Mekenkamp, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.