In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid. Eisers, van Iraakse nationaliteit, hebben op 3 augustus 2023 een aanvraag ingediend, maar hebben de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken, met de mogelijkheid van een verlenging van de termijn indien nader onderzoek nodig is. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 418,50 en is het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers vergoed.
De uitspraak is gedaan door rechter J.Y.B. Jansen en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de mogelijkheid voor eisers om een verzetschrift in te dienen binnen zes weken na de uitspraak benadrukt, mocht er onvrede zijn over de beslissing.