ECLI:NL:RBDHA:2023:15465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
23-5435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor het kappen van twee bomen in Zoetermeer

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer verleende omgevingsvergunning voor het kappen van twee bomen aan de Dunantstraat te Zoetermeer. De vergunning werd verleend op 8 november 2022, maar verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 september 2023 behandeld. Verzoekers stellen dat de bomen niet gekapt mogen worden, omdat de schaduwoverlast niet voldoende is aangetoond en er alternatieven zoals snoeien zijn. Het college heeft echter gesteld dat snoeien niet mogelijk is en dat de schaduwoverlast ernstig is. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangenafweging niet conform het Bomenbeleid is uitgevoerd en dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom snoeien geen optie is. Daarom schorst de voorzieningenrechter het bestreden besluit en het primaire besluit tot de uitspraak op de beroepen. Tevens wordt het college veroordeeld tot het vergoeden van griffierecht en proceskosten aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5435

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 oktober 2023 in de zaak tussen

1.
[verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 3] en [verzoeker 4], verzoekers 1
2.
[verzoekster], verzoekster 2,
(gemachtigde: mr. M. Adansar),
hierna ook gezamenlijk te noemen: verzoekers, allen te [woonplaats]
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, het college

(gemachtigde: mr. C.T. Kreffer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de door het college verleende omgevingsvergunning voor het kappen van twee bomen aan de Dunantstraat te Zoetermeer.
1.1.
Het college heeft met het besluit van 8 november 2022 deze vergunning verleend. Met het bestreden besluit van 20 juli 2023 op het bezwaar van verzoekers is het college bij dit besluit gebleven. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld (zaaknrs. SGR 23/5436 en SGR 23/5620).
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker [verzoeker 1], verzoekster 2 en haar partner, de gemachtigde van verzoekster 2 en de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam 1], [naam 2] en [naam 3].

Totstandkoming van het besluit

2. Op 4 november 2022 heeft de gemeente Zoetermeer een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het kappen van twee bomen (Hollandse Iepen) aan de Dunantstraat, naast de zuidelijke ingang van flat Molenwijk.
2.1.
Op 15 april 2020 is een Boomveiligheidscontrole uitgevoerd, waaruit blijkt dat de bomen als risicobomen zijn beoordeeld. Aan de vergunningaanvraag is verder een advies van de Externe Adviescommissie Bomen (EAB) van 18 november 2021 vooraf gegaan. Daarin is geadviseerd om de bomen te verwijderen, in verband met schaduwoverlast voor een van de bewoners op de derde etage van de flat.
2.2.
Met het besluit van 8 november 2022 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Hierin is overwogen dat het verwijderingsbelang zwaarder weegt dan het belang om de houtopstanden te verwijderen en dat de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn tot de met dit besluit te dienen doelen. Tevens is aan deze vergunning als voorwaarde verbonden dat twee zwarte elzen moeten worden herplant.
2.3.
Met het bestreden besluit van 20 juli 2023 heeft het college het besluit van 8 november 2022, conform het advies van de commissie bezwaarschriften van 28 juni 2023, gedeeltelijk herroepen, in die zin dat naast de twee elzen ook twee iepen worden herplant. Voor het overige is het besluit in stand gelaten. In het bestreden besluit is overwogen dat naar aanleiding van de bezwaren een nieuwe berekening is uitgevoerd voor alle maanden van het jaar, waaruit blijkt dat voor elk maand geldt dat er meer bezonning is in de situatie zonder bomen dan in de situatie met bomen. Dit is ook voor de maanden januari, februari en november het geval. Op grond daarvan is aangetoond dat in de woning van de betreffende bewoner sprake is van overmatige schaduwoverlast. Het verwijderingsbelang is daarmee gegeven. Daarnaast is in het bestreden besluit overwogen dat het belang van een beter woonklimaat in de vorm van meer daglicht voor de woning van de bewoner zwaarder weegt dan de belangen van de omwonenden. Te meer omdat er geen passende alternatieven bestaan om de schaduwoverlast te verminderen. Zonder kap is er ernstige hinder in de verblijfsruimte van de woning. De EAB heeft bovendien geconstateerd dat de te kappen bomen geen onderdeel uitmaken van een belangrijke bomenstructuur. De bomen maken onderdeel uit van een grotere groep bomen en het effect op de groenbeleving van het verwijderen van één of enkele bomen zal volgens de EAB niet groot zijn. Daarnaast is in de omgevingsvergunning een herplantplicht opgenomen, zodat de nadelige gevolgen als gevolg van het verwijderen van de bomen voor de omwonenden worden verminderd, aldus het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
4. Verzoekers wensen met het door hen ingediende verzoek om voorlopige voorziening te bereiken dat de twee bomen aan de Dunantstraat voorlopig niet gekapt worden. De gemeente heeft in een e-mailbericht van 24 augustus 2023 en het verweerschrift van 22 september 2023 toegezegd dat de bomen in ieder geval niet worden gekapt voordat uitspraak is gedaan op het ingediende verzoek om voorlopige voorziening, hetgeen ter zitting namens het college is bevestigd. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang aanwezig en kan het verzoek, nu ook aan de ontvankelijkheidseisen wordt voldaan, inhoudelijk worden behandeld.
Standpunt verzoekers
5. Verzoekers voeren aan dat gebleken is dat degene die geklaagd heeft over schaduwwerking van de bomen (de bewoner) ook tevreden zou zijn met het snoeien van de bomen (verwijderen van de onderste drie à vier grote takken), zodat de bomen toch behouden kunnen blijven. Verder voeren zij aan dat het college geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt als bedoeld in paragraaf 7.2 van het Bomenbeleid, waaruit blijkt dat de belangen van omwonenden moeten worden meegewogen. Bovendien zijn verzoekers het oneens met de conclusie van het college dat het belang van de bewoner zwaarder weegt dan dat van de omwonenden. Daarnaast hebben verzoekers geen vertrouwen in de uitgevoerde schaduwberekeningen en had naar hun mening de schaduw in de woning van de bewoner gemeten moeten worden. Daarom is niet aangetoond dat sprake is van overmatige schaduwoverlast die verwijdering van de bomen rechtvaardigt, aldus verzoekers.
Standpunt college
6. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat nogmaals is bekeken of een gedeeltelijke snoei van de betreffende bomen mogelijk is om te komen tot een opheffing van de overmatige schaduwoverlast die de bewoner ervaart. Naar de mening van het college is een ingrijpende snoei van de bomen niet mogelijk. Als de betreffende bomen worden gesnoeid op de wijze zoals door verzoekers wordt voorgesteld, heeft dit tot gevolg dat meerdere grote takken moeten worden verwijderd. Het probleem van een dergelijke snoei is dat deze dusdanig omvangrijk is dat op meerdere plaatsen van de bomen kernhout bloot zal komen te liggen. Deze blootstelling zal een invalspoort opleveren voor parasitaire aantastingen zoals bijvoorbeeld de iepziekte. Het gevolg hiervan is dat een aanzienlijk risico ontstaat op stambreuk, wat dan weer tot gevolg heeft dat de betreffende bomen op den duur onveilig worden en om die reden alsnog gekapt moeten worden. Verder zal het snoeien van enkele takken aan de onderzijde van de bomen volgens het college niet leiden tot een duurzame oplossing en/of een vermindering van de overmatige schaduwoverlast die de bewoner ervaart. Zonlicht komt immers niet van onder maar schuin van boven. Tot slot brengt een dergelijke snoei, die met enige regelmaat herhaald zal moeten worden, fors hogere beheerskosten met zich mee.
Toetsingskader
7. In artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod geldt om een project uit te voeren zonder omgevingsvergunning, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat.
7.1.
Ingevolge artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
7.2.
Op grond van artikel 4:10, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer (Apv) is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen die vermeld staan op het door het college vastgestelde overzicht monumentale bomen en herdenkingsbomen, alsmede houtopstanden die in eigendom van de gemeente zijn of die staan in door het college aangewezen beschermde gebieden.
7.3.
Niet in geschil is dat voor de in geding zijnde iepen een omgevingsvergunning voor de activiteit “het vellen of te doen vellen van houtopstand” als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo in samenhang met artikel 4.10, eerste lid, van de Apv is vereist, omdat deze bomen in eigendom van de gemeente zijn.
7.4.
Ingevolge artikel 4:10, derde lid, van de Apv kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
strijdigheid met de Wet natuurbescherming of andere regelgeving inzake natuurbescherming;
het onvoldoende aannemelijk maken van een verwijderingsbelang.
7.5.
De gemeenteraad heeft op 13 juli 2020 het Bomenbeleid vastgesteld, dat op
6 augustus 2020 in werking is getreden. Algemeen uitgangspunt in dit beleid is dat vergunningplichtige bomen niet worden verwijderd (gekapt), zonder dat daarvoor een reden (verwijderingsbelang) wordt aangegeven. Op pagina 25 van het Bomenbeleid is aangegeven dat het belang voor het verwijderen van een boom (verwijderingsbelang) kan worden onderverdeeld in twee categorieën:
Gevaarlijke situaties, veiligheid en sterk afnemende kwaliteit/conditie;
Zwaarwegend (maatschappelijk) belang.
De categorie “zwaarwegend (maatschappelijk) belang” kan blijkens pagina 26 van het Bomenbeleid verder onderverdeeld worden in:
Ontwikkeling, reconstructies en/of herinrichting;
Overlast.
Van een verwijderingsbelang bij overlast is blijkens pagina 27 van het Bomenbeleid sprake in geval van overmatige, langdurige schaduwoverlast en/of bij overmatige, langdurige overlast door beperking van de lichttoetreding in de woning. Deze soorten overlast moeten aantoonbaar gemaakt worden door analyses.
7.6.
Uit bijlage 2 bij het Bomenbeleid blijkt dat indien er, gemiddeld gemeten over het hele jaar, minder dan circa 40% van de tijd (tussen zonsopgang en zonsondergang) bezonning mogelijk is, dit een indicatie is voor overmatige schaduwoverlast. Ligt dit percentage tussen circa 40% en circa 60%, dan is wel sprake van schaduwoverlast, maar niet overmatig. Enige mate van schaduwoverlast is voor de gemeente geen verwijderingsbelang. Als overmatige en langdurige hinder aantoonbaar is en behoud van de boom niet mogelijk is met alternatieve en/of boomkundige oplossingen, dan bestaat voor de gemeente een verwijderingsbelang.
7.7.
De mate van overlast door beperking van de daglichttoetreding wordt blijkens diezelfde bijlage berekend aan de hand van een methode die uitgaat van een horizontale en een verticale hoek van lichtinval die wordt bepaald door de kroonbreedte van de boom, de boomhoogte en de hoogte van de onderkant van het raam van een verblijfsruimte (woonkamer en/of woonkeuken) ten opzichte van het maaiveld. Bij een verticale belemmeringshoek (vermenigvuldigd met een factor die bepaald wordt door de horizontale belemmeringshoek) van meer dan 63° is er sprake van ernstige hinder van lichttoetreding. Ook hier geldt dat enige mate van hinder door beperking van de daglichttoetreding voor de gemeente geen verwijderingsbelang is. Als overmatige en langdurige hinder aantoonbaar is en behoud van de boom niet mogelijk is met alternatieve en/of boomkundige oplossingen, dan bestaat voor de gemeente een verwijderingsbelang.
7.8.
In paragraaf 6.2 van het Bomenbeleid, getiteld “Belangenafweging wijk- en buurtgroen”, staat dat bij de bomen in wijk- en buurtgroen, de buurtbewoner een grotere beïnvloedingsruimte heeft en er een zorgvuldige belangenafweging plaatsvindt tussen de belangen van de omwonenden (omgeving), de waarde en het belang van de boom en behoud van het groene beeld. Hierbij wordt als eerste gekeken naar (1) de levensverwachting van de boom, (2) de mate van overlast, (3) of deze bij één of meerdere omwonenden speelt, (4) er geen adequate oplossingen zijn om de overmatige overlast te verminderen en (5) de waardering en draagvlak vanuit de omgeving.
Boomveiligheidscontrole
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de Boomveiligheidscontrole van 15 april 2020 is geconstateerd dat bij beide bomen waarvoor vergunning is verleend sprake is van één of meer afgestorven takken. Als specifieke onderhoudsmaatregel is hierin vermeld de gerichte snoei van probleemtakken. Niet vermeld is dat de bomen verwijderd moeten worden. In het primaire besluit van 8 november 2022 is dus ten onrechte vermeld dat in de Boomveiligheidscontrole wordt geadviseerd om de bomen binnen zes maanden te kappen. Ter zitting heeft het college bevestigd dat de veiligheid van de bomen niet ten grondslag ligt aan het bestreden besluit.
Schaduwoverlast
9. In het advies van de EAB is vermeld dat de aanvraag zich richt zich op vijf iepen, die meer dan 22 meter hoog en circa 14 meter breed zijn. De bomen zullen jaarlijks met circa 10 cm in omvang toenemen. De bomen verkeren in een normale conditie en zijn recent gesnoeid. Er zijn geen zichtbare gebreken geconstateerd. Bij gelijkblijvende omstandigheden hebben de bomen een levensverwachting van meer dan 15 jaar. Ondanks het feit dat de bomen dicht bij elkaar staan, hebben de vijf bomen aan alle kanten takken.
Uit een analyse met de Solar Pathfinder is gebleken dat in de huidige situatie het percentage aan bezonning 32% is. Dit is een indicatie voor overmatige schaduwoverlast van met name de twee bomen die het dichtst bij de woning staan.
9.1.
De commissie bezwaarschriften heeft geconstateerd dat uit de resultaten van de schaduwberekeningen blijkt dat er in de maanden januari, februari en november meer bezonning is in de situatie met bomen dan in de situatie zonder bomen, hetgeen onverklaarbaar is. Het college heeft vervolgens een nieuwe berekening gemaakt. Daaruit blijkt dat in de situatie zonder bomen in alle maanden meer bezonning is dan in de situatie met bomen. Deze herberekening bevindt zich echter niet in de door het college overgelegde gedingstukken. Het college heeft deze berekening ter zitting alsnog overgelegd.
9.2.
Uit de stukken blijkt verder dat het advies van de EAB is gebaseerd op een inspectie op 11 november 2021. Tijdens een storm op 18 februari 2022 is één van de bomen echter omgewaaid en daarna gekapt. Het college heeft in het primaire en het bestreden besluit (beide van later datum) echter geen rekening gehouden met de omgewaaide boom en had naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom niet zonder meer het advies van de EAB kunnen overnemen. Het is immers niet uit te sluiten dat het niet meer aanwezig zijn van die boom effect heeft op de bezonning in de huidige situatie en dus op de mate van schaduwoverlast. Dit betekent dat de motivering van het bestreden besluit, naar voorlopig oordeel, tekortschiet.
Daglichttoetreding
10. De EAB heeft daarnaast geanalyseerd wat de hinder voor de daglichttoetreding is van de twee bomen die het dichtst bij de flat staan. Uit de analyse is gebleken dat de verticale belemmeringshoek 61° is. Dit betekent dat de in het Bomenbeleid gestelde waarde van 63° in dit geval (net) niet wordt overschreden. De EAB heeft geconcludeerd dat sprake is van hinder van lichttoetreding in de verblijfsruimte van de woning van aanvraagster. De bouwaard van de woning, de oriëntatie van de woning op het zuidoosten in combinatie met de boom die dicht op de gevel staat, maakt dat er zeer weinig daglicht in de woning toetreedt. Het verwijderen van twee bomen zal een dusdanige verbetering opleveren voor zowel de bezonning van het balkon als de daglichttoetreding in de woning dat dit het verwijderen ervan rechtvaardigt. Bovendien maken de bomen die het dichtst bij de flat staan geen onderdeel uit van een belangrijke boomstructuur. De overige drie iepen vormen een groep waarvan de boomkronen zich na het verwijderen van de twee bomen goed kunnen ontwikkelen, aldus de EAB.
10.1.
Nu uit het advies van de EAB blijkt dat de verticale belemmeringshoek minder is dan de 63° die blijkens bijlage 2 van het Bomenbeleid als waarde wordt gehanteerd om te bepalen of sprake is van ernstige hinder van lichttoetreding, is slechts sprake van enige mate van hinder. Enige mate van hinder van daglichttoetreding in een verblijfsruimte is volgens het Bomenbeleid geen verwijderingsbelang. Het college heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter daarom eveneens onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van een verwijderingsbelang gelegen in ernstige hinder van lichttoetreding in de woning van de bewoner.
Belangenafweging
11. Met betrekking tot de belangenafweging, die op grond van paragraaf 6.2 van het Bomenbeleid moet plaatsvinden, stelt de voorzieningenrechter vast dat een andere oplossing - bestaande uit het snoeien van de bomen - niet is onderzocht door de EAB. Ook in het primaire en het bestreden besluit is niet gemotiveerd waarom snoeien geen mogelijkheid is. Dit terwijl de bewoner die heeft geklaagd over de schaduwoverlast zelf heeft aangegeven te kunnen instemmen met snoeien als dat de schaduwoverlast kan verhelpen. Daarnaast blijkt uit het bestreden besluit evenmin dat is onderzocht of de overlast bij meerdere omwonenden speelt en wat de waardering en het draagvlak uit de omgeving zijn, zoals eveneens genoemd in paragraaf 6.2 van het bomenbeleid. De conclusie is dan ook dat de belangenafweging niet conform het Bomenbeleid is uitgevoerd.
Schorsing
12. De voorzieningenrechter ziet in voornoemde gebreken in de motivering aanleiding om het bestreden besluit en het primaire besluit te schorsen.
Nader onderzoek in bodemprocedure
13. In de verweerschriften die in de bezwaarprocedure en in het kader van dit verzoek zijn ingediend heeft het college wel toegelicht waarom snoeien volgens hem geen mogelijkheid is. Verzoekers hebben daar argumenten tegenin gebracht en hebben een boomdeskundige van Boomtechnisch adviesbureau Solitair opdracht gegeven om te onderzoeken of de schaduwoverlast op een andere manier kan worden verminderd dan door het kappen van de bomen. Dit kan in de bodemprocedures nader worden onderzocht. Daarom zal de voorzieningenrechter geen toepassing geven aan artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Conclusie en gevolgen

14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit van 20 juli 2023 en het primaire besluit van 8 november 2022 worden geschorst tot aan de uitspraak van de rechtbank op de beroepen.
15. Omdat het verzoek wordt toegewezen, moet het college het griffierecht aan verzoekers vergoeden en krijgt verzoekster 2 ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De proceskostenvergoeding voor verzoekster 2 bedraagt € 1.674,-, omdat de gemachtigde van verzoekster 2 een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit van 20 juli 2023 en het primaire besluit van 8 november 2022 tot de uitspraak op de ingestelde beroepen;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster 2 tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2023.
griffier
de voorzieningenrechter is verhinderd
mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.