ECLI:NL:RBDHA:2023:15584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 21/3947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) inzake de wijziging van zijn WIA-uitkering. Eiser, die sinds 2016 ziek is, ontving een loongerelateerde WGA-uitkering, maar deze werd omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Verweerder had in een eerder besluit bepaald dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat door eiser werd betwist. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd had dat er geen aanleiding was voor het aannemen van meer beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank oordeelde dat de besluitvorming zorgvuldig was en dat de deskundige, die door de rechtbank was benoemd, geen nieuwe beperkingen had vastgesteld die niet al in de FML waren opgenomen. Eiser had ook aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische en fysieke klachten, maar de rechtbank vond dat de verzekeringsarts b&b deze klachten adequaat had beoordeeld. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3947

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L. de Graaf),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de loongerelateerde uitkering ingevolge de Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) die eiser op grond van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontvangt met ingang van 17 september 2020 wordt omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering.
Bij besluit van 30 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [bedrijfsnaam] B.V. (de ex-werkgever) tegen het primaire besluit gegrond verklaard en bepaald dat de WIA-uitkering van eiser met ingang van 14 juni 2021 wordt beëindigd omdat hij vanaf 17 september 2020 minder dan 35 % arbeidsongeschikt wordt geacht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van eiser deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A. Bakker.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt voortgezet. De rechtbank heeft hiertoe een aantal vragen voorgelegd aan verweerder en psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing als deskundige benoemd. De rechtbank heeft op 10 oktober 2022 de reactie van verweerder op de gestelde vragen ontvangen. Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft het deskundigenrapport op 23 november 2022 ontvangen. Zowel verweerder als eiser hebben hierop gereageerd.
Naar aanleiding van het deskundigenrapport heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd bij besluit van 5 april 2023 (het gewijzigde besluit). Verweerder heeft hierin bepaald dat eiser per 17 september 2020 recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering omdat hij voor 45,77 % arbeidsongeschikt wordt geacht.
Eiser heeft gereageerd op het gewijzigde besluit. Vervolgens heeft verweerder op de reactie van eiser gereageerd.
Nadat geen van partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiser was laatstelijk werkzaam als onderhoudsmonteur bij [bedrijfsnaam] B.V. (de ex-werkgever) voor gemiddeld 40,15 uur per week. Op 19 september 2016 heeft eiser zich ziek gemeld. Op 16 juli 2018 heeft een medische beoordeling door een verzekeringsarts plaatsgevonden en op 25 juli 2018 heeft een arbeidsdeskundige beoordeling plaatsgevonden. Omdat voor eiser geen functies geduid konden worden is aan hem per 17 september 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering naar een mate van
80-100 % arbeidsongeschiktheid toegekend.
1.2
Wegens het bereiken van de maximumduur van de loongerelateerde uitkering heeft verweerder het primaire besluit genomen. Naar aanleiding van het bezwaar van de ex-werkgever tegen het primaire besluit is eiser op 12 februari 2021 door de primaire verzekeringsarts op het spreekuur gezien. De bevindingen van het spreekuur zijn neergelegd in het rapport van diezelfde datum. In het rapport is vermeld dat de belastbaarheid is gewijzigd vergeleken met het onderzoek in 2018. Er kan gesteld worden dat er nog wel enige beperkingen zijn zowel op het mentale vlak als op het fysieke vlak, aldus de verzekeringsarts. De beperkingen van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 12 februari 2021.
1.3
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een onderzoek verricht en de bevindingen daarvan neergelegd in het rapport van 16 februari 2021. In dit rapport is vermeld dat de arbeidsdeskundige functies heeft geselecteerd die passen bij de belastbaarheid van eiser. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser is vastgesteld op 33,65 %. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Beroepsprocedure
2.1
Eiser voert in beroep aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, onder meer omdat de beoordeling van de belastbaarheid pas in de bezwaarprocedure heeft plaatsgevonden. Verder is eiser van mening dat verweerder onvoldoende beperkingen heeft aangenomen.
2.2
De rechtbank heeft aanleiding gezien om een psychiater als deskundige te benoemen. De deskundige komt tot de conclusie dat op de datum in geding sprake is van een stoornis in gebruik van cannabis met zeer waarschijnlijk onderliggende psychopathologie, waaronder posttraumatische stressstoornis, depressieve stoornis, rouwverwerkingsproblematiek. Deze stoornissen kunnen niet valide worden gediagnosticeerd wegens het cannabisgebruik, zo stelt de deskundige.
Gewijzigde beslissing op bezwaar
3.1
Naar aanleiding van het deskundigenrapport heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) een aanvullende beperking aangenomen voor werkzaamheden met een verhoogd persoonlijk risico, omdat eiser volgens de deskundige eigenlijk voortdurend onder invloed is waardoor hij potentieel in gevaar is als hij deelneemt aan het verkeer of met machines zou werken. Deze beperking is neergelegd in de FML van 13 januari 2023.
3.2
Aan de hand van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige b&b twee eerder geduide functies laten vervallen en drie functies geschikt bevonden. Gelet op die drie functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 45,77 %. Vervolgens heeft verweerder met het gewijzigde besluit bepaald dat eiser per 17 september 2020 recht heeft op een WIA-uitkering.
4. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit daarom niet-ontvankelijk verklaren. Omdat het gewijzigde besluit niet volledig tegemoet komt aan de bezwaren van eiser, heeft het beroep gericht tegen het bestreden besluit, op grond van artikel 6:19, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht, van rechtswege mede betrekking op het gewijzigde besluit.
Onzorgvuldige besluitvorming
5.1
Eiser betoogt dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming, omdat hij alleen een onderzoek bij de primaire verzekeringsarts heeft gehad. Hij heeft geen bezwaar kunnen maken tegen die beoordeling en er heeft geen beoordeling door een verzekeringsarts b&b en een arbeidsdeskundige b&b plaatsgevonden. Op de zitting heeft eiser gesteld dat zich in het dossier alleen een brief aan de ex-werkgever bevindt met het voornemen om het primaire besluit te wijzigen. Het dossier bevat niet een dergelijke brief aan eiser, zo stelt hij.
5.2
In het dossier bevindt zich een brief aan de gemachtigde van de ex-werkgever van 19 februari 2021 met het onderwerp “Voornemen wijziging beslissing”. In die brief staat dat verweerder naar aanleiding van het bezwaar van de ex-werkgever en het verrichte medisch en arbeidsdeskundig onderzoek, voornemens is eisers WIA-uitkering te beëindigen. Indien de ex-werkgever bezwaren heeft tegen de voorgenomen wijziging, wordt de gelegenheid geboden om die bezwaren binnen twee weken in te dienen. Ook bevindt zich in het dossier een brief aan eiser van 19 februari 2021 met onder meer de volgende inhoud: “Ter informatie sturen wij u hierbij een kopie van de brief die wij vandaag aan uw werkgever zonden. Ook u mag reageren op de brief die wij aan uw werkgever zonden. Ook voor u geldt de reactietermijn die staat vermeld in de bijgevoegde brief.” Die brief is naar het woonadres van eiser verstuurd. Het is niet gebleken dat hij daar niet meer woont. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat hij die begeleidende brief met de brief aan de ex-werkgever als bijlage heeft ontvangen.
5.3
Eiser is voorts gedurende de bezwaarprocedure gezien op een spreekuur bij de primaire verzekeringsarts en hem is de mogelijkheid geboden om te reageren op het voornemen om een gewijzigde beslissing te nemen. Hij heeft daarop niet gereageerd, zodat verweerder ook niet kon weten welke bezwaren hij had tegen het voornemen om een gewijzigde beslissing te nemen. Verder heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op alle door eiser in beroep ingediende medische informatie en bezwaren, zodat ook een beoordeling op de stukken door de verzekeringsarts b&b heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van die beoordeling heeft op 3 april 2023 ook een beoordeling door de arbeidsdeskundige b&b plaatsgevonden. Van onzorgvuldige besluitvorming is de rechtbank daarom niet gebleken.
Fysieke klachten
6.1
Eiser voert aan dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen wegens de schouderklachten (frozen shoulder). Uit informatie van de orthopeed blijkt dat deze klachten chronisch zijn. Verder wordt de door de huisarts vastgestelde hypercholesterolemie ten onrechte niet benoemd en wordt daarvoor ten onrechte geen beperking aangenomen. Ook eisers rugpijn wordt niet benoemd en daarvoor is evenmin een beperking opgenomen. Bij eiser is sprake van scoliose en hij ervaart daar zijn hele leven al klachten van, zo stelt hij.
6.2
De rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b vragen gesteld met betrekking tot eisers schouderklachten. De verzekeringsarts b&b heeft toegelicht dat een frozen shoulder een zichzelf oplossende ziekte is die wel 18 tot 24 maanden kan duren, maar vaak al in een eerder fase minder beperkend is. Naar aanleiding van het spreekuur op 16 juli 2018 heeft de primaire verzekeringsarts aangegeven dat abductie van de schouder rechts tot 40-50 graden mogelijk is, maar dat dit wel pijnlijk is. Verder is aangegeven dat de kracht in hand, arm en schouder rechts veel minder is dan links. Naar aanleiding van het spreekuur op 12 februari 2021 heeft de primaire verzekeringsarts met betrekking tot de rechterschouder aangegeven dat bij actief onderzoek elevatie, abductie en adductie mogelijk is tot 100 graden. De verzekeringsarts b&b leidt hieruit af dat in 2018 sprake was van meer bewegingsbeperkingen en minder kracht dan in 2021, zodat om die reden in 2018 meer beperkingen werden aangenomen. Dit is ook conform het te verwachten algemene beloop van de aandoening. Verder blijkt uit de medische informatie niet dat sprake is van specialistische behandeling of nader onderzoek naar de schouderklachten sinds de orthopeed in 2018 de diagnose frozen shoulder heeft gesteld. Aanvullende informatie van de orthopeed zal geen ander licht op de belastbaarheid op de datum in geding werpen, aldus de verzekeringsarts b&b.
6.3
Eiser heeft hierop gereageerd en verwijst naar brieven van de orthopeed van 3 mei 2018 en van 27 oktober 2022. Eiser betoogt dat de toelichting van de verzekeringsarts b&b niet overeenkomt met de informatie van de behandelaar. Zo geeft de orthopeed aan dat een frozen shoulder lang kan duren, maar na 5 jaar achter de rug zou zijn en dat een verdere behandeling niet nodig is. Tussen de beide spreekuren zit 2,5 jaar en daarom kunnen de klachten en beperkingen van de frozen shoulder na dit tijdverloop nog heel goed aanwezig zijn geweest. Bovendien blijken er aan de schouderklachten meer ziekteoorzaken ten grondslag te liggen. In 2017 is een klein scheurtje in de tendinopathische supraspinatuspees te zien, welke in 2017 niet oorzakelijk voor de klachten was, maar dat zou volgens de orthopeed nu anders kunnen zijn. Verder stelt de verzekeringsarts b&b dat eiser is onderzocht tijdens het primaire spreekuur maar de primaire verzekeringsarts geeft juist aan dat de rechterschouder niet is onderzocht omdat onderzoek niet mogelijk was.
6.4
Door verweerder wordt niet ontkend dat eiser nog steeds last heeft van schouderklachten. Er zijn voor de schouder immers beperkingen aangenomen ten aanzien van trillingsbelasting, reiken, tillen, dragen en boven schouderhoogte actief zijn. Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts blijkt dat een actief bewegingsonderzoek heeft plaatsgevonden. Er heeft slechts geen passief onderzoek aan de schouder plaatsgevonden omdat eiser dat niet wilde. Het actieve bewegingsonderzoek is ook een vorm van schouderonderzoek en hieruit volgt dat sprake is van minder bewegingsbeperkingen en meer kracht in vergelijking met 2018. De orthopeed geeft in zijn brief van 27 oktober 2022 aan dat het hem niet bekend is welke klachten eiser nu nog heeft, omdat hij hem vijf jaar geleden heeft gezien en schouderklachten in de tijd kunnen veranderen. Uit de brief van de orthopeed blijkt niet dat het scheurtje dat in 2017 te zien was in de tendinopathische supraspinatuspees nu de oorzaak is van eisers schouderklachten. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende gemotiveerd waarom nu minder beperkingen voor de schouder zijn aangenomen dan in 2018.
6.5
Wat betreft de hypercholesterolemie heeft de verzekeringsarts b&b gesteld dat dit een risicofactor voor hart- en vaatziekten zou kunnen opleveren indien jarenlang geen behandeling plaatsvindt, maar dat dit nu niet leidt tot beperkingen. De verzekeringsarts b&b stelt voorts dat uit de informatie niet volgt tot welke objectiveerbare beperkingen een eventuele scoliose zou moeten leiden. In hetgeen eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat voor deze aandoeningen meer lichamelijke beperkingen hadden moeten worden aangenomen.
Psychische klachten
7.1
Eiser betoogt dat verweerder de FML onvoldoende heeft aangescherpt na het deskundigenrapport. Zo is de FML aangepast op één punt, namelijk het aangewezen zijn op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Volgens eiser oordeelt de deskundige iets ruimer over dit punt, namelijk: “bijvoorbeeld met machines werken of op een andere manier cognitief scherp moeten zijn”. Dit punt is door de verzekeringsarts b&b niet geheel overgenomen. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b volgens eiser niet overgenomen dat de deskundige heeft gesteld dat waarschijnlijk de stoornissen PTSS, depressieve stoornis en rouwverwerkingsproblematiek aanwezig zijn. Voor de WIA-beoordeling zijn echter volgens de vaste jurisprudentie de diagnoses niet leidend maar de beperkingen. Eiser geeft aan dat hiermee niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de beperkingen op het persoonlijk en sociaal functioneren die eiser heeft aangegeven inderdaad worden onderschreven door de deskundige en dat deze voorts voldoende geobjectiveerd zijn. Eiser voert verder aan dat het onduidelijk is waarom de verzekeringsarts b&b stelt dat de verwachting is dat de belastbaarheid zal verbeteren. De deskundige heeft immers geoordeeld dat de gezondheidstoestand op de datum in geding 14 juni 2021 hetzelfde is als nu.
7.2
De deskundige stelt dat het jarenlange gebruik van twee tot drie gram cannabis per dag op diverse manieren van invloed kan zijn op het psychisch welzijn. Het gebruik kan klachten veroorzaken, verergeren of in stand houden, maar ook klachten onderdrukken. Verder drinkt eiser 20 koppen koffie per dag, waarvan bekend is dat een dergelijke forse hoeveelheid lichamelijke sensaties teweeg kan brengen die op paniekgevoelens lijken. Volgens de deskundige is eiser eigenlijk voortdurend onder invloed, waardoor hij potentieel in gevaar is wanneer hij deelneemt aan het verkeer of bijvoorbeeld met machines zou werken of op een andere manier cognitief scherp moet zijn.
7.3
In het rapport van 11 mei 2023 geeft de verzekeringsarts b&b aan dat cognitief scherp zijn verschillende gradaties kent. Autorijden, het besturen van (gevaarlijke machines) of het werken op hoogte vereisen bijvoorbeeld een andere mate van cognitieve scherpte dan het werken met een schaar, een stanleymes en een tornmesje. Bovendien zijn de risico’s die verbonden zijn aan deze werkzaamheden van een andere orde. Eiser rijdt nog wel auto, hoewel dit af te raden is gezien het cannabisgebruik. Eiser moet daarom in staat zijn tot het verrichten van werkzaamheden die veel minder cognitieve scherpte vereisen dan autorijden met bovendien veel minder groot risico, zoals het gebruik van een schaar, een stanleymes of een tornmesje. Voorts zijn voor eiser beperkingen vastgesteld in het persoonlijk en sociaal functioneren in de rubrieken I en II, zoals het verdelen van de aandacht, herinneren, inzicht in eigen kunnen, zelfstandig handelen en handelingstempo. Het is niet zo dat een plausibele klacht direct en zonder weging vertaald kan worden naar een arbeidsbeperking in de FML, aldus de verzekeringsarts b&b.
7.4
De verzekeringsarts b&b heeft uitvoerig en deugdelijk gemotiveerd dat geen aanleiding bestaat voor het aannemen van meer beperkingen in de FML van 13 januari 2023.
Urenbeperking
8.1
Eiser voert aan dat aanleiding bestaat voor het aannemen van een urenbeperking. Tijdens de beoordeling door de verzekeringsarts in 2018 was de noodzaak tot behoud en opbouwen van een dagstructuur een van de redenen om een urenbeperking aan te nemen vanwege energetische en preventieve noodzaak. Het dagverhaal laat zien dat geen sprake is van een normaal dag- en nachtritme, waardoor deze noodzaak nog steeds bestaat. Ook de deskundige benoemt eisers slaapproblemen die leiden tot energieverlies. Een fulltime werkweek zal voor eiser niet haalbaar zijn, zo stelt hij.
8.2
De primaire verzekeringsarts geeft aan dat eiser, gelet op het dagverhaal, in staat moet zijn een werkdag vol te houden. Als eiser conform de FML werkzaam is in fysiek en mentaal niet belastend werk, dan bestaat er geen indicatie voor een urenbeperking. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat zowel uit het deskundigenrapport als uit het rapport van de primaire verzekeringsarts blijkt dat geen vermoeidheidsverschijnselen worden waargenomen. Verder volgt uit het dagverhaal in het deskundigenrapport en het rapport van de primaire verzekeringsarts dat eiser geen structureel rustmoment heeft overdag. Zijn activiteiten, waaronder algemene dagelijkse levensverrichtingen, boodschappen, wandelen en bezigheden op internet zoals lesgeven, wijzen op een fulltime belastbaarheid, aldus de verzekeringsarts b&b.
8.3
De verzekeringsarts b&b heeft hiermee afdoende gemotiveerd waarom geen urenbeperking moet worden aangenomen.
Arbeidsdeskundige beoordeling
9.1
Eiser voert aan dat de geselecteerde functies niet geschikt voor hem zijn. Volgens eiser zijn de geduide functies onder SBC-code 11160 een kenmerkende belasting voor persoonlijk risico vanwege het dagelijks snijrisico met stanleymes en schaar en bij het snijden en knippen van stof en prikrisico met tornmesje. In deze functies dient men scherp te zijn en alert te blijven en mag de aandacht ook bij routinematige werkzaamheden niet verslappen. Verder is de functie productiemedewerker industrie niet passend vanwege de vele schroefbewegingen en het staan. Het buigen zal ook niet goed gaan als eiser last heeft van zijn rug.
9.2
De arbeidsdeskundige b&b heeft voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom de geduide functies onder SBC-code 11160 voor eiser passend zijn. Uit het rapport van 3 april 2023 blijkt dat de arbeidsdeskundige b&b op 17 januari 2023 overleg heeft gehad met de verzekeringsarts b&b om de toelichting bij de beperking verhoogd persoonlijk risico te bespreken. In het rapport staat dat de verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat het gaat om onverwachte gebeurtenissen die een groot letsel kunnen veroorzaken of waarvan de impact zo groot is dat er een groot gevaar ontstaat. Routinematige werkzaamheden waarbij gevaar kan optreden vallen hier buiten, omdat men van te voren weet wat de risico’s zijn. Als voorbeelden hiervan worden onder meer vermeld het prikken aan een naald, het werken met een schaar en het snijden aan een mesje. De arbeidsdeskundige b&b geeft vervolgens aan dat de geduide functies geschikt zijn voor eiser omdat het eenvoudige werkzaamheden betreft met vooral ook routinematige taken en de werkzaamheden overwegend volgens een vast patroon verricht worden. Verder geeft de arbeidsdeskundige b&b aan dat bij de geduide functies geen sprake is van gemotoriseerde deelname aan het verkeer. Wat betreft de functie productiemedewerker industrie merkt de rechtbank op dat de punten schroefbeweging met arm-hand, buigen en staan geen signaleringen opleveren in de Resultaat functiebeoordeling. Dit betekent dat de functies op die punten de belastbaarheid van eiser, zoals neergelegd in de FML, niet overschrijden. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de functie productiemedewerker industrie voor eiser niet geschikt is. Het arbeidskundige onderdeel van het gewijzigde besluit kan in stand blijven.
Conclusie
10. De rechtbank verwerpt het beroep van eiser en zal dit ongegrond verklaren.
11. Omdat verweerder na het instellen van beroep door eiser het bestreden besluit heeft vervangen door het gewijzigde besluit, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).
12. Verweerder zal eveneens aan eiser het door hem betaalde griffierecht moeten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het gewijzigde besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 2.092,50;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.