In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) inzake de wijziging van zijn WIA-uitkering. Eiser, die sinds 2016 ziek is, ontving een loongerelateerde WGA-uitkering, maar deze werd omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Verweerder had in een eerder besluit bepaald dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat door eiser werd betwist. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd had dat er geen aanleiding was voor het aannemen van meer beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank oordeelde dat de besluitvorming zorgvuldig was en dat de deskundige, die door de rechtbank was benoemd, geen nieuwe beperkingen had vastgesteld die niet al in de FML waren opgenomen. Eiser had ook aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische en fysieke klachten, maar de rechtbank vond dat de verzekeringsarts b&b deze klachten adequaat had beoordeeld. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en het griffierecht vergoed.