ECLI:NL:RBDHA:2023:15673

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.16939
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel op basis van nationale veiligheid en openbare orde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. Eiser is veroordeeld voor strafbare feiten en wordt beschouwd als een gevaar voor de nationale veiligheid. De maatregel is opgelegd op basis van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en houdt in dat eiser zich moet ophouden in een deel van Amsterdam. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat de maatregel in strijd is met de Terugkeerrichtlijn (Tri). De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 8 mei 2023 geoordeeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel kan bestaan naast de Tri en dat de nationale wetgeving van toepassing is.

De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de strafbare feiten waarvoor eiser is veroordeeld en het risico dat hij vormt voor de nationale veiligheid. Eiser heeft zijn volledige straf uitgezeten en werkt mee aan zijn vertrek, maar de rechtbank concludeert dat dit niet afdoet aan de noodzaak van de maatregel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen of om de maatregel te schorsen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J. Boerlage - van den Bosch, in aanwezigheid van griffier mr. D.G. van den Berg, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16939

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: L.O. Augustinus).

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich op de rechtbank laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eiser door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om zich met ingang van 15 mei 2023 op te houden in een deel van de gemeente Amsterdam, te weten Amsterdam stad. Volgens verweerder vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000. Het gevaar voor de openbare orde bestaat er volgens de besluitvorming uit dat eiser niet heeft voldaan aan zijn vertrekplicht, niet over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt en niet over voldoende middelen van bestaan beschikt. Bovendien is eiser veroordeeld voor strafbare feiten en vormt eiser een gevaar voor de nationale veiligheid en rechtvaardigt de bescherming van die veiligheid dat betrokkene in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt. Verweerder is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Verweerder heeft ter zitting de gronden dat eiser niet heeft voldaan aan zijn vertrekplicht en niet over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt, laten vallen. Verweerder stelt dat de grond dat eiser een gevaar is voor de nationale veiligheid veroordeeld een reden
an sichis om de maatregel op te leggen, maar dat het feit dat de veroordeling ziet op terrorisme maakt dat verweerder zich op het standpunt stelt dat eiser een gevaar voor de nationale veiligheid is. Verweerder heeft de maatregel dan ook opgelegd om toezicht te kunnen houden op eiser.
Voortraject
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de aangewende bevoegdheid om zijn spullen te doorzoeken op een onjuiste grondslag gebaseerd is. Artikel 50a, tweede lid, Vw 2000 is immers niet van toepassing op eiser. Een onrechtmatigheid in het voortraject behoeft niet te leiden tot de onrechtmatigheid van de daaropvolgende maatregel. Wel is een belangenafweging vereist. Eiser meent dat zijn belangen zwaarder moeten wegen dan die van verweerder en verzoekt op gegrondverklaring van het beroep en de toekenning van proceskostenvergoeding.
3.1.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het doorzoeken van de spullen van eiser geen onderdeel is van het voortraject, noch op een andere manier de maatregel raakt, nu de maatregel reeds op 4 mei 2023 is genomen, volgens eiser op 13 mei 2023 aan hem is uitgereikt en de ophouding met de doorzoeking van de spullen van eiser pas op 15 mei 2023 plaatsvond. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn standpunt dat het beroep reeds op dit punt gegrond dient te worden verklaard.
Terugkeerrichtlijn
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bepaalde in artikel 56 van de Vw 2000 en de wettelijke grondslag voor de vrijheidsbeperkende maatregel (openbare orde/nationale veiligheid) in strijd zijn met de Terugkeerrichtlijn (Tri). Artikel 7 Tri bepaalt dat in het kader van vrijwillig vertrek bepaalde verplichtingen kunnen worden opgelegd, zoals een vrijheidsbeperkende maatregel. Die laatste mogelijkheid wordt aangewend in de vorm van 56 Vw 2000. Eiser concludeert dan ook dat er sprake is van toepasselijkheid van de Tri op een maatregel als bedoeld in artikel 56 Vw 2000 en dat de Tri enkel onttrekkingsgevaar of belemmeringsgevaar als grondslag kent voor dergelijke maatregelen. De enige wettelijke voorziening voor vrijheidsbeperking wegens nationale veiligheid is de Tijdelijke wet bestuursrechtelijke maatregelen terrorismebestrijding (TwbmT), maar die is niet gebruikt. Eiser meent dat, in weerwil van de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6542 het stellen van prejudiciële vragen aan de orde is. Eiser wijst erop dat de Belgische rechter een vrijheidsbeperkende maatregel als een implementatie van de Tri ziet.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraak van 8 mei 2023 (Rechtbank Den Haag 8 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6542) reeds geoordeeld dat artikel 7, derde lid, artikel 8, tweede lid, en artikel 9, derde lid (ten dele) zijn geïmplementeerd in artikel 56 van de Vw 2000. De vrijheidsbeperkende maatregel kan zelfstandig, naast de Tri, als nationaalrechtelijke bepaling bestaan. Voorts is in de uitspraak van de meervoudige kamer geoordeeld dat het feit dat de TwbmT voorziet in vrijheidsbeperkende maatregelen niet maakt dat artikel 56 van de Vw 2000 niet meer kan worden toegepast. De rechtbank ziet in hetgeen eiser in het onderhavige beroep naar voren heeft gebracht geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om prejudiciële vragen te stellen. De uitspraak van de Belgische Raad voor Vreemdelingenbetwistingen maakt dit niet anders.
Motivering van de vrijheidsbeperkende maatregel
6. Voorts stelt eiser dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat sprake zou zijn van gevaar voor de nationale veiligheid of openbare orde. Dit blijkt onder meer uit de brief van het landelijk steunpunt extremisme van 1 maart 2021 en het positieve v.i. advies van de reclassering van 21 juli 2021. Eiser heeft bovendien zijn volledige straf uitgezeten en werkt volledig mee aan zijn vertrek, hetgeen blijkt uit de vertrekgesprekken. Daarbij maakt verweerder, volgens eiser, ook niet duidelijk waarom het gebiedsgebod dienstig is aan de bescherming van de nationale veiligheid / openbare orde.
7. De rechtbank oordeelt dat gelet op het arrest van het gerechtshof Den Haag, waarbij eiser is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en vier maanden wegens het medeplegen van deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, en het betrekkelijk geringe tijdsverloop sindsdien heeft verweerder alleen al op die grond kunnen overgaan tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op de grondslag dat eiser een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Dat eiser zijn straf heeft uitgezeten en stelt mee te werken aan zijn vertrek doet daar niet aan af. De rechtbank laat daarom de gronden van eiser voor zover deze zich richten op het gevaar voor de openbare orde onbesproken.
7.1.
Met het oog op proportionaliteit en subsidiariteit heeft verweerder te zitting toegelicht dat gekozen voor een vrijheidsbeperkende maatregel omdat eiser meewerkt aan zijn vertrek maar dat verweerder, gezien de dreiging die van eiser uitgaat, zicht wil kunnen houden op eiser en dat in een overzichtelijk gebied. Vanwege eisers privé situatie is gekozen voor Amsterdam. Verweerder vindt de maatregel noodzakelijk en stelt dat een minder belastend alternatief niet beschikbaar is. In voorkomende gevallen kan eiser een tijdelijke ontheffing van het gebiedsverbod vragen. Eiser is voorafgaand aan de maatregel gehoord en blijkens het proces-verbaal van het gehoor heeft hij geen omstandigheden of belangen naar voren gebracht op grond waarvan de staatssecretaris moest afzien van het opleggen van de maatregel of het aangewezen gebied moest vergroten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de maatregel afdoende is gemotiveerd en dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat de maatregel niet kan worden opgelegd.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.