ECLI:NL:RBDHA:2023:15683

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/609809 / HA ZA 21-316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade aan naastgelegen woning

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is de vraag aan de orde of de aannemer aansprakelijk is voor schade aan een naastgelegen woning. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Weisfelt, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.S. Ariëns. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 30 augustus 2023, gevolgd door aanvullende producties en een antwoordakte van de gedaagde. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 16 november 2022 voorwaarden gesteld voor de benoeming van een deskundige, waaraan de eiseres heeft voldaan door het aanleveren van bouwtechnische informatie. De eiseres heeft een bedrag van € 4.954,96 gevorderd voor kosten van werkzaamheden van SBRA, en later een aanvullend bedrag van € 3.342,04 voor andere werkzaamheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van SBRA noodzakelijk waren voor het vaststellen van de schade en aansprakelijkheid, en heeft de gevorderde bedragen toegewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 20.297 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 18.157,42. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad, en de rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/609809 / HA ZA 21-316
Vonnis van 11 oktober 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres], te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. H. Weisfelt te Den Haag,
tegen
[gedaagde], te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Ariëns te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 augustus 2023;
- de akte overlegging aanvullende producties tevens houdende akte (voorwaardelijke) verandering of vermeerdering van eis van [eiseres] van 13 september 2023;
- de antwoordakte van [gedaagde] van 27 september 2023.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Bedrag van 3.324,04

2.1.
Onder 2.16 van het tussenvonnis heeft de rechtbank de door [eiseres] gevorderde vergoeding van € 4.954,96 voor de kosten van werkzaamheden van SBRA toewijsbaar geacht. In haar akte van 13 september 2023 heeft [eiseres] aanvullend een bedrag van € 3.342,04 gevorderd met betrekking tot andere werkzaamheden van SBRA.
Het gaat om twee facturen ten bedrage van respectievelijk € 2.537,38 en € 804,04 (producties 26 en 27 van [eiseres] ).
2.2.
De factuur van € 2.537,38 ziet, zoals [eiseres] onweersproken heeft gesteld, op het aandragen van bouwtechnische informatie met betrekking tot het palenplan van de uitbouw van haar woning, waarover zij zich heeft uitgelaten bij akte van 6 juli 2022. Met die bouwtechnische informatie heeft [eiseres] , zoals onder 2.1 van het tussenvonnis van 16 november 2022 is beslist, voldaan aan de voorwaarde die rechtbank had gesteld voor benoeming van een deskundige. De factuur van € 804,04 ziet, zoals [eiseres] onweersproken heeft gesteld, op de beantwoording door SBRA van vragen die Jol in het kader van zijn deskundigenonderzoek heeft gesteld.
2.3.
De hier aan de orde zijnde werkzaamheden van SBRA zijn verricht om de schade en de aansprakelijkheid vast te kunnen stellen. Daarmee vallen zij onder het bereik van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW. De werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten zijn in de facturen voldoende gespecificeerd. Voor zover [gedaagde] heeft aangevoerd dat SBRA teveel uren in rekening heeft gebracht, is dat verweer onvoldoende gemotiveerd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat..
2.4.
Voor zover [gedaagde] nog heeft betoogd dat de totale kosten van SBRA van
€ 8.297 niet in redelijke verhouding staan tot de vastgestelde schade van € 12.000 gaat dit betoog niet op. Ook in het geval dat niet komt vast te staan dat schade is geleden, kunnen expertisekosten als hier aan de orde voor vergoeding in aanmerking komen. [1]
2.5.
Dit een en ander leidt ertoe dat het gevorderde bedrag van € 3.324,04 zal worden toegewezen.
Recapitulatie
2.6.
Het toe te wijzen gedeelte van de vorderingen van [eiseres] bedraagt
€ 20.297, berekend als volgt:
- herstelkosten € 12.000
- kosten SBRA:
€ 8.297
Totaal € 20.297
2.7.
De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen, nu [eiseres] daarbij geen zelfstandig belang heeft.
Kosten [Naam]
2.8.
Met de door [eiseres] overgelegde documenten, waarvan de juistheid niet is besteden, staat vast dat [eiseres] voor het door [Naam] verrichte sonderingsonderzoek € 768,35 heeft betaald. Deze kosten zullen worden opgenomen onder de proceskosten.
Proceskosten
2.9.
[gedaagde] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). Deze kosten worden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
- explootkosten: € 103,03
- griffierecht: € 952
- kosten deskundigenbericht: € 13.097,04
- kosten [Naam] : € 768,35
- salaris advocaat: € 3.064 (4 punten à € 766, volgens tarief III)
- nakosten: € 173 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
=========
Totaal: € 18.157,42

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 20.297, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 12.000 vanaf 28 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 18.157,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] aan [eiseres] € 90 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.3.
verklaart de veroordelingen onder 3.1 en 3.2 uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst et meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
type: 1554

Voetnoten

1.Vgl. T&C artikel 6:96 BW onder 3.