ECLI:NL:RBDHA:2023:15717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.8029
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsom

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag en het verzoek tot oplegging van een bestuurlijke dwangsom. Eiser heeft op 22 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij brief van 23 februari 2023 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld, omdat er nog niet op zijn aanvraag was beslist. Eiser heeft vervolgens op 16 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 7 september 2023 de asielaanvraag ingewilligd, maar eiser handhaaft zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en verzoekt om het opleggen van een bestuurlijke dwangsom.

De rechtbank stelt vast dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit van 7 september 2023, omdat dit niet geheel tegemoetkomt aan het beroep van eiser. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De beroepen worden niet-ontvankelijk verklaard. Eiser verzoekt de rechtbank het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2022/22 niet van toepassing te verklaren, maar de staatssecretaris stelt dat de verlenging van de beslistermijn middels het WBV rechtmatig is. De rechtbank concludeert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 22 februari 2023 eindigde, maar dat de beslistermijn met negen maanden is verlengd door het WBV 2022/22. Hierdoor is er geen sprake van niet tijdig beslissen op de aanvraag van eiser, en is de ingebrekestelling te vroeg ingediend.

De rechtbank oordeelt dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het besluit van 7 september 2023, nu zijn asielaanvraag is ingewilligd. De rechtbank verklaart beide beroepen niet-ontvankelijk, wat betekent dat het besluit van 7 september 2023 in stand blijft. Eiser komt niet in aanmerking voor toekenning van een dwangsom en krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8029

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Issa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag en het verzoek tot oplegging van een bestuurlijke dwangsom.
2. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onderzoek ter zitting achterwege gelaten. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Procesverloop

4. Eiser heeft op 22 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
5. Bij brief van 23 februari 2023 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld, omdat nog niet op zijn aanvraag was beslist. Eiser heeft vervolgens op 16 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
6. De staatssecretaris heeft met het besluit van 7 september 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser handhaaft het beroep tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit en verzoekt om het opleggen van een bestuurlijke dwangsom.

Beoordeling door de rechtbank

7. Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. De rechtbank stelt vast dat het alsnog genomen besluit niet geheel aan het beroep van eiser tegemoet komt, omdat eiser de rechtbank heeft verzocht een bestuurlijke dwangsom op te leggen. Het beroep heeft daarom mede betrekking op het alsnog genomen besluit van 7 september 2023.
8. De rechtbank beoordeelt daarom het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het beroep tegen het besluit van 7 september 2023. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
9. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van niet tijdig beslissen?
10. Eiser verzoekt de rechtbank het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2022/22 [1] niet van toepassing te verklaren. Hij doet een beroep op de uitspraak van 6 januari 2023 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, waarin is geoordeeld dat het WBV 2022/22 niet rechtsgeldig is. [2]
11. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verlenging van de beslistermijn middels het WBV 2022/22 rechtmatig is. In het verweerschrift stelt de staatssecretaris ook dat inmiddels bij beschikking van 7 september 2023 een inwilligend besluit is genomen. Volgens de staatssecretaris heeft eiser daarom geen belang meer bij het beroep en moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
12. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden in het geval van eiser op 22 februari 2023 zou eindigen. De staatssecretaris heeft echter, met inwerktreding van het WBV 2022/22, de beslistermijn van asielaanvragen met negen maanden verlengd.
13. Het beroep is niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op de aanvraag. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, heeft in de uitspraak van haar meervoudige kamer van 26 april 2023 geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van inwerktreding van het WBV 2022/22 sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). [3] De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat geen sprake is van het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eiser en dat de ingebrekestelling van 23 februari 2023 te vroeg is ingediend. Het beroep voldoet daarmee niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Omdat geen sprake is van niet tijdig beslissen op de aanvraag heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor toekenning van een dwangsom op grond van artikel 4:17 van de Awb.
Beroep tegen het inwilligende besluit
14. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het besluit van 7 september 2023, nu zijn asielaanvraag is ingewilligd. De rechtbank verklaart dat beroep dus eveneens niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

15. De staatssecretaris heeft de beslistermijn rechtsgeldig verlengd. De beroepen tegen het niet tijdig beslissen en tegen het besluit van 7 september 2023 zijn niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het besluit van 7 september 2023 in stand blijft. Eiser komt niet in aanmerking voor toekenning van een dwangsom en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Besluit van de staatssecretaris van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.