ECLI:NL:RBDHA:2023:15717
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsom
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag en het verzoek tot oplegging van een bestuurlijke dwangsom. Eiser heeft op 22 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij brief van 23 februari 2023 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld, omdat er nog niet op zijn aanvraag was beslist. Eiser heeft vervolgens op 16 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 7 september 2023 de asielaanvraag ingewilligd, maar eiser handhaaft zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en verzoekt om het opleggen van een bestuurlijke dwangsom.
De rechtbank stelt vast dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit van 7 september 2023, omdat dit niet geheel tegemoetkomt aan het beroep van eiser. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De beroepen worden niet-ontvankelijk verklaard. Eiser verzoekt de rechtbank het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2022/22 niet van toepassing te verklaren, maar de staatssecretaris stelt dat de verlenging van de beslistermijn middels het WBV rechtmatig is. De rechtbank concludeert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 22 februari 2023 eindigde, maar dat de beslistermijn met negen maanden is verlengd door het WBV 2022/22. Hierdoor is er geen sprake van niet tijdig beslissen op de aanvraag van eiser, en is de ingebrekestelling te vroeg ingediend.
De rechtbank oordeelt dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het besluit van 7 september 2023, nu zijn asielaanvraag is ingewilligd. De rechtbank verklaart beide beroepen niet-ontvankelijk, wat betekent dat het besluit van 7 september 2023 in stand blijft. Eiser komt niet in aanmerking voor toekenning van een dwangsom en krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.