In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.E. Temmen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het beroep betreft de niet tijdige beslissing op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 15 mei 2022. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting.
De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen bij het bestuursorgaan voordat beroep kan worden ingesteld. Eiseres heeft op 23 maart 2023 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op haar aanvraag nog niet was verstreken. Dit komt doordat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken, met negen maanden zijn verlengd. Hierdoor was de termijn voor de beslissing op de aanvraag van eiseres nog niet verstreken op het moment van de ingebrekestelling.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was en dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 20 juni 2023.