ECLI:NL:RBDHA:2023:1575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 569
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en de kenbaarheid van parkeerregelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd. Eiser had zijn auto geparkeerd op een locatie waar betaald parkeren van toepassing was, maar stelde dat hij niet voldoende was geïnformeerd over de verschuldigdheid van de parkeerbelasting. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de parkeerregeling op de locatie voldoende kenbaar was gemaakt door middel van wijzigingsborden die op 29 maart 2021 waren geplaatst. Eiser had ter zitting erkend dat hij waarschijnlijk langs een van deze borden was gereden, maar deze over het hoofd had gezien. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiser niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht om zich op de hoogte te stellen van de parkeerregels.

Daarnaast werd de vraag of de naheffingsaanslag in strijd was met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet in deze procedure behandeld, omdat de rechtbank zich enkel kon uitspreken over de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag zelf. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van een scanauto voor het controleren van parkeerbelasting toelaatbaar was en dat de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd was. Eiser had ook verzocht om coulance in verband met de nieuwe parkeerregeling, maar de rechtbank gaf aan dat zij niet bevoegd was om verweerder te dwingen om een coulancebeleid toe te passen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg verweerder wel op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/569

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

30 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 14 december 2021 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B]

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Op 16 mei 2021 omstreeks 17:03 uur stond de auto van eiser (de auto) geparkeerd aan de [locatie] te [plaats] (de locatie). Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormeld tijdstip (de controle) is door een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding daarvan is aan eiser een naheffingsaanslag opgelegd van € 67,30 bestaande uit € 2 aan parkeerbelasting en € 65,30 aan kosten van de naheffingsaanslag.
3. Ter zitting is komen vast te staan dat tussen partijen niet langer in geschil is dat de auto van eiser stond geparkeerd ter hoogte van de [locatie] [nummer].
4. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende kenbaar heeft gemaakt dat op de locatie en het tijdstip van parkeren, parkeerbelasting was verschuldigd. Daarnaast stelt eiser dat vanwege wijziging van de parkeerregeling op de locatie, sprake zou moeten zijn van een (langere) overgangstermijn en dat de naheffingsaanslag om die reden uit coulance moet worden vernietigd. Eiser stelt verder dat het scannen van kentekens door middel van een scanauto en het vervolgens op die wijze controleren of parkeerbelasting is voldaan (het kentekenparkeren), in strijd is met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Tot slot stelt eiser dat sprake is van een motiveringsgebrek in de uitspraak op bezwaar omdat verweerder in de uitspraak op bezwaar niet is ingegaan op eisers stelling over de schending van de AVG als gevolg van het kentekenparkeren.
Kenbaarheid parkeerregeling
5. De verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd parkeren van een voertuig, dient zodanig kenbaar te zijn gemaakt dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan omtrent de verschuldigdheid daarvan. Daar staat tegenover dat een parkeerder een onderzoeksplicht heeft in die zin dat hij zich, voordat hij parkeert, op de hoogte moet stellen van de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Het zich niet voldoende op de hoogte stellen en het (als gevolg daarvan) niet naleven van die voorschriften komt naar vaste jurisprudentie voor rekening en risico van de parkeerder. [1]
6. Vaststaat dat de parkeerregeling op de locatie per 1 april 2021 is gewijzigd en dat eiser als gevolg daarvan op het tijdstip van parkeren, parkeerbelasting was verschuldigd. Verweerder heeft foto’s en een plattegrond overgelegd waaruit blijkt dat hij op twee plekken op de [locatie] wijzigingsborden heeft geplaatst waarop staat: ‘LET OP! Vanaf 1 april 2021 parkeerregeling gewijzigd’. Verweerder heeft verklaard dat de wijzigingsborden op 29 maart 2021 zijn geplaatst en dat deze borden in augustus 2021 nog aanwezig waren. Dit wordt ondersteund door de technische gegevens die bij de overgelegde foto’s horen. Eiser heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij waarschijnlijk langs één van de wijzigingsborden is gereden en dat hij deze over het hoofd zal hebben gezien.
7. Verweerder heeft hiermee aannemelijk gemaakt dat voldoende kenbaar is dat op de locatie waar eiser geparkeerd stond sprake is van betaald parkeren. Het feit dat eiser de wijzigingsborden niet heeft gezien, komt voor zijn rekening en risico. De naheffingsaanslag is in zoverre dan ook terecht opgelegd.
Coulance
8. Eiser heeft gesteld dat verweerder in verband met de nieuwe parkeerregeling een langere coulanceperiode had moeten hanteren. Ten aanzien van het verzoek van eiser om coulance (kwijtschelding van de naheffingsaanslag) overweegt de rechtbank dat zij niet de bevoegdheid heeft om verweerder op te dragen een naheffingsaanslag uit coulance te vernietigen. Toepassing van de zogenoemde hardheidsclausule is een discretionaire bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, die niet door de rechtbank kan worden beoordeeld. De rechtbank kan verweerder daarom ook niet opdragen het coulancebeleid ruimer toe te passen dan hij heeft gedaan.
Scannen van het kenteken
9. Ten aanzien van de stelling van eiser dat het kentekenparkeren in strijd is met de AVG stelt de rechtbank voorop dat zij alleen bevoegd is om te oordelen of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De algemene vraag of verweerder met het kentekenparkeren in strijd met de AVG handelt, kan in deze procedure daarom niet aan de orde komen. Overigens is het met behulp van een scanauto controleren of de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan, naar het oordeel van de rechtbank, toelaatbaar. [2]
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
10. Naar het oordeel van de rechtbank is de uitspraak op bezwaar naar behoren voorbereid en gemotiveerd. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar uiteengezet op grond waarvan het gebruik van een scanauto volgens hem toelaatbaar is. Dat verweerder daarbij heeft verwezen naar de voorloper van de AVG, namelijk de Wet bescherming persoonsgegevens, maakt niet dat aan de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. Wat eiser verder heeft aangevoerd, leidt ook niet tot het oordeel dat sprake is van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard. Wel ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen tot betaling van het griffierecht. Verweerder heeft namelijk pas voor het eerst in beroep de door eiser (zowel in het bezwaarschrift als telefonisch) gevraagde plattegrond met de locaties van de wijzigingsborden verstrekt.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.B.K. Stroosnier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
30 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht). Dat kan uitsluitend door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift gevoegd van deze uitspraak;
het hogerberoepschrift moet zijn ondertekend;
verder moet in het hogerberoepschrift in ieder geval worden vermeld:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep wordt ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak van de rechtbank (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.vgl. Gerechtshof Den Haag 9 juli 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2020.
2.vgl. Gerechtshof Den Haag 23 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1775.