ECLI:NL:RBDHA:2023:15759
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres op 26 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 1 mei 2023 heeft eiseres de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld, omdat deze niet tijdig had beslist op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 16 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling. De wettelijke beslistermijn voor de staatssecretaris was in dit geval zes maanden, die eindigde op 25 februari 2023. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de nieuwe einddatum op 25 november 2023 ligt.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 1 mei 2023 prematuur is ingediend, aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.