ECLI:NL:RBDHA:2023:15818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die op 1 september 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser is opgelegd. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de staatssecretaris zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het vorige onderzoek op 15 september 2023. De beoordeling van het voortduren van de maatregel is dus beperkt tot de periode na dit moment. Eiser stelt dat er onvoldoende voortvarend wordt gehandeld en dat er geen zicht is op uitzetting, aangezien hij beweert uit Algerije te komen. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt en dat er zicht op uitzetting naar Marokko bestaat. De staatssecretaris heeft verschillende stappen ondernomen, waaronder het aanvragen van extra aandacht bij het Marokkaanse consulaat en het voeren van een vertrekgesprek.

De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31544

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum]
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. Broersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 1 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 september 2023 (in de zaak NL23.26487) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 15 september 2023 dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat onvoldoende voortvarend wordt gehandeld en dat er geen zicht op uitzetting is. Eiser stelt dat duidelijk is dat hij uit Algerije komt en derhalve niet gedwongen uitgezet kan worden.
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt. Op 20 september 2023 heeft de staatssecretaris door middel van een brief extra aandacht gevraagd bij het Marokkaanse consulaat. De zaak van eiser blijkt in onderzoek. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het vorige onderzoek gerappelleerd op 21 september 2023 op de lp-aanvragen bij Marokko en Algerije. De staatssecretaris heeft op 9 oktober 2023 een vertrekgesprek gevoerd. Verder is de eerstvolgende presentatie ingepland op 25 oktober 2023, nadat door DIA navraag is gedaan bij het Algerijnse consulaat en hier op 5 oktober 2023 een reactie op is gekomen. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend.
5. De rechtbank overweegt verder dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt, zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:747). De rechtbank ziet geen aanleiding om hier in het geval van eiser anders over te oordelen. Eiser heeft enkel een kopie van een Algerijns paspoort overgelegd, maar hiermee is nog niet aangetoond dat eiser Algerijns is. Bovendien hebben de Marokkaanse autoriteiten de lp-aanvraag niet afgewezen of aangegeven dat eiser geen Marokkaan is. Zolang eiser niet heeft aangetoond Algerijn te zijn, bestaat er in het geval van eiser nog zicht op uitzetting.
6. De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.