ECLI:NL:RBDHA:2023:15825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/639929/KG RK 22-1529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en misbruik van wrakingsmiddel in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die eerder een wrakingsverzoek had ingediend dat ongegrond was verklaard, stelde dat de behandelend rechter, mr. F.X. Cozijn, partijdig was. Dit zou blijken uit de manier waarop de rechter omging met het door verzoeker aangedragen bewijsmateriaal en het feit dat de strafzaken tegen hem in behandeling waren genomen. De rechter had echter aangegeven dat hij verzoeker voldoende ruimte had gegeven tijdens de zitting, maar dat de procesorde op een gegeven moment niet meer vol te houden was. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter en dat het wrakingsverzoek misbruik van het wrakingsmiddel was. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen, en dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/97
zaak- /rekestnummer: C/09/639929 / KG RK 22-1529
Beslissing van 6 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. F.X. Cozijn,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 20 december 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 20 december 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 11 januari 2023.
1.2.
Op 23 januari 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is de verzoeker verschenen.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met parketnummers 09/024466-22, 09/033010-22 en 09/090047-22 tegen verzoeker als verdachte.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting, zijn schriftelijke verzoek en zijn toelichting tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft gesteld dat de rechter partijdig is omdat hij het bewijsmateriaal van verzoeker niet in ogenschouw heeft willen nemen. Daarnaast ziet de verzoeker het gegeven dat de strafzaken tegen hem in behandeling zijn genomen als blijk van partijdigheid van de rechter. Ter zitting heeft verzoeker nog verklaard dat de rechter hem niet heeft willen laten uitspreken.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De rechter stelt dat hij verzoeker ter zitting waar mogelijk veel ruimte heeft gegeven, maar dat dit op enig moment vanuit het oogpunt van de procesorde niet meer vol te houden was. Toen de rechter afspraken met de verzoeker over het vervolg van de zitting wilde maken, heeft verzoeker de rechter gewraakt. De rechter meent dat in objectieve zin de vrees van vooringenomenheid niet gerechtvaardigd is.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter die de zaak behandelt bij een mondelinge behandeling van de zaak de regie voert. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de zitting en de wijze van behandeling. De rechter heeft daarbij een aanzienlijke vrijheid, onder andere om een partij te verzoeken zich aan de orde van de zitting te houden. Het is daarnaast aan de rechter om te bepalen wat relevant is voor de door hem te nemen beslissing in de procedure, en dus ook of en welke stukken nog aan het dossier kunnen worden toegevoegd. Verzoeker heeft de rechter gewraakt tijdens de zitting. Het was op dat moment nog helemaal niet duidelijk of de rechter de stukken wel of niet toe zou laten als bewijsmateriaal. De zitting was nog niet afgerond. Tevens blijkt uit het proces-verbaal van de zitting dat de rechter enkele andere stukken van de verzoeker al wel had toegelaten. Noch uit de beslissingen over de orde op de zitting, noch uit de wijze waarop de rechter (tot het moment van het wrakingsverzoek) is omgegaan met door verzoeker aangedragen bewijsmateriaal kan worden afgeleid dat de behandelend rechter partijdig is, noch heeft de rechter hierdoor de schijn van partijdigheid gewekt. Daarom wordt het verzoek afgewezen.
3.3.
Verzoeker heeft in deze procedure reeds eerder een wrakingsverzoek gedaan die ongegrond is verklaard en die heeft geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de officier van justitie mr. B.E.M. van Wieringen;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, M.J. Alt-van Endt en A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier S.J.W.M. Luijten en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.