ECLI:NL:RBDHA:2023:15837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31650
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Tunesische nationaliteit met een V-nummer, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 28 september 2023 door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiser werd opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en kreeg een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder zaaknummer NL23.31651.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2023 is eiser, ondanks kennisgeving, niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 8 oktober 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en niet heeft aangetoond dat hij zich heeft gemeld bij de relevante instanties. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer had bij zijn beroep, aangezien hij kennelijk geen prijs meer stelde op bescherming in Nederland.

De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.31650 en NL23.31651
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

Bij bestreden besluit van 28 september 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en aan hem is een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL23.31651.
De staatssecretaris heeft op 17 oktober 2023 een bericht in het digitale dossier geplaatst dat op 8 oktober 2023 is geregistreerd dat eiser zijn woonruimte heeft verlaten. Eiser is met andere woorden met onbekende bestemming vertrokken (MOB-melding). Niet gebleken is dat hij zich inmiddels heeft gemeld bij de IND, COa, AVIM of DT&V.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
Verweerder heeft meegedeeld dat uit registratiesysteem Indigo is gebleken dat eiser geregistreerd is als zijnde met onbekende bestemming vertrokken met ingang van 8 oktober 2023.
De gemachtigde van eiser heeft voorafgaand aan de zitting meegedeeld dat eiser en hij niet ter zitting zullen verschijnen maar de rechtbank niet laten weten of hij op dit moment nog contact heeft met eiser.
2. Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland nu hij op 8 oktober 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De omstandigheid dat niet duidelijk is of eiser nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt, dient, nu zijn gemachtigde niet ter zitting verschenen is om hierover informatie te verschaffen, voor rekening van eiser te komen. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af, omdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep van eiser en een voorlopige voorziening daarom niet meer nodig is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.