1.2.Op 25 augustus 2023 heeft er volgens verweerder 1 een incident plaatsgevonden op AZC Grave waarbij eiser medebewoners (waaronder alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s)) en medewerkers in zeer grote angst heeft gebracht door al zwaaiend met een groot koksmes op meerdere medewerkers en medebewoners van Arabische komaf af te rennen. Verweerder 1 merkt daarbij op het vermoeden te hebben dat eiser discrimineert op basis van geloofsovertuiging/levensbeschouwing, nu eiser meerdere keren heeft aangegeven Arabieren te haten. Dit incident had een zeer grote impact. De ernst van het incident rechtvaardigt volgens verweerder 1 een (herhaalde) plaatsing op de HTL. Bovendien blijft eiser volharden in onacceptabel en agressief gedrag en is, om de veiligheid op de reguliere locatie te waarborgen, plaatsing in de HTL volgens verweerder 1 daarom noodzakelijk.
2. Verweerder 2 heeft aan eiser de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw opgelegd en heeft hem verplicht om zich met ingang van 29 augustus 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit, waarin het incident dat zich heeft voorgedaan is toegelicht. Verweerder 2 is niet gebleken van omstandigheden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel, zodat verweerder 2 geen aanleiding ziet om te concluderen dat afgezien zou moeten worden van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
3. Ten aanzien van het plaatsingsbesluit stelt eiser dat hij niet de agressor was tijdens het incident van 25 augustus 2023, maar dat hij het mes had uit zelfverdediging. Eiser stelt dat hij het slachtoffer is van een grote groep Algerijnse en Marokkaanse asielzoekers (amv’s) die het op hem gemunt hebben. In het plaatsingsbesluit heeft verweerder 1 dan ook onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser uit eigen beweging is terug gerend naar zijn woongebouw en zich daar in zijn kamer heeft opgehouden, maar ook dat eiser niet is meegenomen door de politie en dat er geen aangifte is gedaan. Voorts stelt eiser dat, nu uit p. 2 van het plaatsingsbesluit blijkt dat de COa-medewerkers zich niet bedreigd voelden met de dood, de gedragingen van eiser hooguit als schelden kunnen worden gekwalificeerd, hetgeen onvoldoende zwaarwegend is voor HTL-plaatsing. Tot slot stelt eiser ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel dat hij op 28 augustus 2023 in de HTL is aangekomen, terwijl de maatregel dateert van 29 augustus 2023. Eiser heeft derhalve in ieder geval één dag in de HTL verbleven zonder dat hieraan een geldige rechtstitel ten grondslag lag.
4. De stelling van eiser dat hij zich niet agressief heeft gedragen wordt door verweerder 1 niet gevolgd. Verweerder 1 baseert zich daarbij op de feiten zoals deze zijn vastgelegd in het plaatsingsbesluit en stelt dat het incident past in een patroon van doosbedreigingen en fysieke agressie met eiser als agressor. Gezien het feitenrelaas ziet verweerder 1 niet hoe het enkele feit dat eiser zich later alsnog heeft teruggetrokken onderschrijft dat er sprake zou zijn van zelfverdediging. Het agressieve en dreigende gedrag van eiser is reeds voldoende reden om over te gaan tot een HTL-plaatsing, ook als de gedragingen geen letsel hebben toegebracht. Bovendien neemt verweerder 1 in zijn overweging ook incidenten uit het verleden mee. Verder stelt verweerder 1 dat het standpunt van eiser dat de COa-medewerkers zich niet bedreigd zouden hebben gevoeld, gebaseerd is op een selectieve passage uit het gehele feitenrelaas. Volgens verweerder 1 hebben de COa-medewerkers zich wel degelijk bedreigd gevoeld. Volgens verweerder 1 is de HTL-plaatsing dan ook een passende maatregel.
5. Verweerder 2 is bereid om schade te vergoeden voor één dag voor het verblijf in de HTL zonder vrijheidsbeperkende maatregel.
Oordeel rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. Uit de verslaglegging van het COa volgt dat eiser op 25 augustus 2023 gedurende de ochtend en middag onrustig is; eiser scheldt op verschillende momenten bewoners en personeel uit en heeft een bewoner geduwd. Om 18:15 uur wordt het COa-personeel opgeroepen omdat er een opstootje tussen bewoners, waaronder eiser, beginnend was. Eiser wordt uiteindelijk meegenomen door het personeel, dat met hem praat, en er wordt afgesproken dat eiser wegblijft bij een bepaald gedeelte van het gebouw. Ongeveer veertig minuten later wordt 112 gebeld, omdat eiser met een vork op bewoner B afloopt, waarna C ingrijpt. Eiser trekt vervolgens zijn shirt uit en rent het gebouw binnen. Eiser komt weer naar buiten en rent dreigend tussen de gebouwen door. De COa-medewerkers zien dat eiser een groot koksmes in zijn hand heeft en dat eiser zwaaiend met het mes achter een groep (Arabische) amv’s aanrent. Deze amv’s proberen eiser op afstand te houden door fietsen en takken te gooien, waarbij zij eiser niet raken. Hierop besluit eiser om terug te rennen en naar zijn gebouw te gaan, waarna hij zich opsluit in zijn kamer. De rechtbank is van oordeel dat uit deze verslaglegging deugdelijk gemotiveerd volgt hoe de situatie is ontstaan en wat eisers aandeel is geweest in het incident. Ook staat niet ter discussie dat eiser met een mes op een groep amv’s is afgelopen. Anders dan eiser betoogt, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat eiser enkel handelde uit zelfverdediging en slachtoffer was, nu eiser door het COa na het opstootje uit de groep is meegenomen, waarna is afgesproken met eiser dat hij zich niet in een bepaald gedeelte van het gebouw mocht begeven. Vervolgens zoekt eiser zelf de confrontatie op, door met een vork achter bewoner B aan te rennen, binnen een mes op te halen, om vervolgens daarmee achter de groep amv’s aan te rennen. De rechtbank overweegt dat verweerder 1 het gedrag van eiser terecht heeft aangemerkt als een gedraging met een zeer grote impact. Dat eiser zich na het gehele incident heeft onttrokken door zich op te sluiten op zijn kamer, niet is meegenomen door de politie en dat er geen aangifte is gedaan, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de ernst van het incident minder is en dat eiser geen ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond. Verder volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat, nu de COa-medewerkers zich niet bedreigd zouden hebben gevoeld met de dood, en de gedragingen van eiser hooguit als schelden kunnen worden gekwalificeerd hetgeen onvoldoende zwaarwegend is voor een HTL-plaatsing, enkel ziet op een selectieve passage uit het gehele feitenrelaas, wat niet afdoet aan de overige kwalificatie van het incident. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder 1 terecht en op goede gronden het plaatsingsbesluit aan eiser heeft opgelegd.