In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft tegen het besluit van 28 september 2023 beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 11 oktober 2023 behandeld in Breda, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en een tolk aanwezig waren. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Eiser betwist de grondslag van de maatregel van bewaring, stellende dat de terugnameverzoeken naar Zwitserland en Duitsland onterecht zijn en dat hij niet eerder in Duitsland is geweest. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris op de juiste wettelijke grondslag heeft gehandeld, aangezien er een concreet aanknopingspunt voor overdracht op basis van de Dublinverordening bestond. De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiser niet opwegen tegen de vastgestelde feiten en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, en dat de zware en lichte gronden voor de maatregel van bewaring voldoende zijn onderbouwd. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.