ECLI:NL:RBDHA:2023:15853

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59a Vw en de toepassing van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft tegen het besluit van 28 september 2023 beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 11 oktober 2023 behandeld in Breda, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en een tolk aanwezig waren. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Eiser betwist de grondslag van de maatregel van bewaring, stellende dat de terugnameverzoeken naar Zwitserland en Duitsland onterecht zijn en dat hij niet eerder in Duitsland is geweest. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris op de juiste wettelijke grondslag heeft gehandeld, aangezien er een concreet aanknopingspunt voor overdracht op basis van de Dublinverordening bestond. De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiser niet opwegen tegen de vastgestelde feiten en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, en dat de zware en lichte gronden voor de maatregel van bewaring voldoende zijn onderbouwd. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31021

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. G.M.H. Vriesde),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
Grondslag van de maatregel van bewaring
2. Eiser voert aan dat de grondslag van de maatregel van bewaring onjuist is. Verweerder heeft op 29 september 2023 een terugnameverzoek ingediend voor overdracht van eiser naar Zwitserland. Dit verzoek is op 6 oktober 2023 afgewezen door de Zwitserse autoriteiten, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Een terugnameverzoek is op dezelfde dag naar de Duitse autoriteiten verzonden. Volgens eiser is niet duidelijk waarom Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Hij is namelijk niet eerder in Duitsland geweest en heeft geen asielaanvraag daar ingediend. Eiser stelt dat verweerder dit voor het opleggen van de maatregel van bewaring beter had moeten onderzoeken en de grondslag onvoldoende in het besluit heeft gemotiveerd.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op de juiste wettelijke grondslag eiser in bewaring heeft gesteld. Bij de toetsing of de vreemdeling op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw in bewaring kan worden gesteld, is bepalend of de Dublinverordening [1] op de vreemdeling van toepassing is. Eiser heeft de treffer die uit het Eurodac-systeem is gevolgd niet betwist. Daarom bestond ten tijde van de inbewaringstelling een concreet aanknopingspunt voor overdracht op grond van de Dublinverordening. Dat het terugnameverzoek door Zwitserland is geweigerd, een nieuw terugnameverzoek bij de Duitse autoriteiten is ingediend en eiser de verantwoordelijkheid van Duitsland betwist, doet niets af aan de juistheid van de grondslag. De beroepsgrond faalt.
Gronden van de maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring staat dat er een significant risico bestaat dat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, wat blijkt uit de volgende bewaringsgronden.
Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Eiser betwist de zware gronden 3a, 3b en de lichte grond 4a. Ten aanzien van de zware grond 3a en de lichte grond 4a stelt eiser dat hij vluchteling is, waardoor niet van hem kan worden verwacht dat hij beschikt over een geldig reisdocument. Ook is geen sprake van opzet van eiser dat hij niet over een geldig reisdocument beschikt. Ten aanzien van zware grond 3b stelt eiser dat hij in de trein in slaap was gevallen. Hij belandde daarom per ongeluk in Nederland. Hij heeft om die reden niet opzettelijk in strijd met de Nederlandse wetgeving gehandeld.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht een significant risico heeft aangenomen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder mag bij het tegenwerpen van de zware gronden 3a en 3b volstaan met een toelichting waaruit blijkt dat deze gronden zich feitelijk voordoen. [4] De zware grond 3a is juist, omdat eiser niet beschikte over een geldig paspoort of visum om Nederland in te reizen. De zware grond 3b is juist, omdat eiser zich niet heeft gemeld bij de korpschef terwijl hij wel illegaal in Nederland verbleef. Lichte grond 4a is eveneens feitelijk juist en voldoende toegelicht. Eiser beschikt namelijk niet over een identificerend document als bedoeld in artikel 4.21 van het Vb. De rechtbank stelt tot slot vast dat eiser de lichte gronden 4c en 4d niet heeft bestreden. De zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.
Ambtshalve toets
7. Ook ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.