ECLI:NL:RBDHA:2023:1586
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 23 februari 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft in een verweerschrift van 3 oktober 2022 aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten, tot een bedrag van € 379,50. Op 15 december 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker heeft ingewilligd terwijl het beroep tegen het niet tijdig beslissen nog aanhangig was, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en rekening houdend met de wegingsfactor ‘licht’, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.