In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 6 mei 2022 door verweerder is ontvangen en dat verweerder binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag een besluit moet nemen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar eiseres heeft verweerder op 14 december 2022 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend, omdat eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder nog geen nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 418,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 6 april 2023. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep gegrond is, het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder is vernietigd, en verweerder is opgedragen om binnen twee weken alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.