ECLI:NL:RBDHA:2023:1587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.12153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben verzoeksters, [naam 1] en [naam 2], een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend op 23 september 2021. Na een periode van niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hebben verzoeksters beroep ingesteld. Op 7 september 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag ingewilligd, waarna verzoeksters hun beroep hebben ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeksters door alsnog een besluit te nemen, kan de rechtbank op verzoek van verzoeksters de staatssecretaris veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 418,50 bedragen, gebaseerd op de in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) genoemde bedragen, met toepassing van de wegingsfactor ‘licht’.

De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeksters tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Verzoeksters zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12153

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] (V-nummer: [V-nummer 1]), verzoekster 1, [naam 2] (V-nummer: [V-nummer 2]), verzoekster 2, hierna gezamenlijk verzoeksters

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder(gemachtigde: mr. R. Dalhuizen).

Procesverloop

Referent heeft ten behoeve van verzoeksters op 23 september 2021 een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf aangevraagd.
Verzoeksters hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag.
Bij besluit van 7 september 2022 heeft verweerder de aanvraag ten behoeve van verzoeksters ingewilligd en een verweerschrift ingediend over de bestuurlijke dwangsom en de verzochte proceskostenveroordeling.
Verzoeksters hebben het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder door alsnog een besluit op de aanvraag te nemen tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeksters.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeksters gemaakte proceskosten. Het door verweerder in het verweerschrift genoemde bedrag is gebaseerd op de in het Bpb genoemde bedragen zoals die gold in 2022, maar het Bpb is inmiddels gewijzigd. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeksters tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.