ECLI:NL:RBDHA:2023:15908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 23/78
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering en de beoordeling van medische belastbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres door het UWV. Eiseres, die voor het laatst werkzaam was als medewerker in de horeca, had zich op 10 mei 2021 ziek gemeld. Het UWV beëindigde haar uitkering per 2 juli 2022, omdat zij op 9 mei 2022 meer dan 65% van haar eerdere loon zou kunnen verdienen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde het besluit. De rechtbank beoordeelde het beroep van eiseres tegen het UWV-besluit van 28 november 2022, waarbij het UWV het bezwaar ongegrond verklaarde.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres op 9 mei 2022 in staat was om meer dan 65% van haar loon te verdienen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op overtuigende wijze had gemotiveerd. Eiseres had aangevoerd dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen op basis van haar medische klachten, maar de rechtbank vond dat het UWV voldoende had gemotiveerd waarom er geen aanleiding was voor aanvullende beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht had beëindigd en verklaarde het beroep ongegrond.

De rechtbank oordeelde verder dat het UWV het griffierecht en de proceskosten van eiseres moest vergoeden, omdat de schending van de zorgvuldigheid niet had geleid tot benadeling van eiseres. De uitspraak werd gedaan op 23 oktober 2023 door rechter R.J. van Lochem, in aanwezigheid van griffier C.J. Kroon.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/78

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. I. de Vink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 28 november 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als medewerker horeca voor gemiddeld 41,38 uur per week. Op 10 mei 2021 heeft eiseres zich ziek gemeld. Het dienstverband is op
1 juli 2021 geëindigd. Aan eiseres is een uitkering op grond van de ZW toegekend. Eiseres is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur.
2. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV besloten dat de ZW-uitkering van eiseres eindigt op 2 juli 2022, omdat zij per 9 mei 2022 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Na een nieuw medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres op 9 mei 2022 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 2 juli 2022 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 14 november 2022
.De verzekeringsarts B&B volgt de medische belastbaarheid van eiseres zoals opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 27 mei 2022
.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
18 november 2022
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. De conclusie dat er geen aanleiding is om aanvullende arbeidsbeperkingen aan te (blijven) nemen is ten onrechte gebaseerd op de aannames dat de klachten van eiseres aan beide onderarmen en handen al jaren bestaan, eiseres in het verleden met deze klachten heeft gewerkt, er bij herhaald lichamelijk onderzoek geen afwijkingen gevonden werden en de klachten geen aanleiding zijn geweest voor aanvullende diagnostiek of behandeling. De verzekeringsarts die eiseres het eerst heeft beoordeeld (zie het rapport van de verzekeringsarts van 9 augustus 2021) en wel arbeidsbeperkingen aan de handen had aangegeven, had volgens de verzekeringsarts B&B aangenomen dat de diagnose Carpaal Tunnelsyndroom (CTS) was bevestigd. Uit de medische informatie van de neuroloog, verbonden aan het HMC Westeinde ziekenhuis, blijkt dat een verdenking van een CTS beiderzijds wordt aangenomen. De neuroloog beschrijft verder tintelingen in de onderarm en handen, waarvan eiseres 's nachts wakker wordt, en een doof gevoel in de duim. In de functie die eiseres vervulde voordat zij arbeidsongeschikt werd, werd al veel rekening gehouden met haar klachten en beperkingen. Eiseres nam voornamelijk bestellingen aan, hoefde alleen dienbladen met weinig gewicht uit te serveren en haar werd de gelegenheid geboden om vaak te vertreden. Desondanks is betrokkene voor deze relatief lichte werkzaamheden uitgevallen.
8. Bij het lichamelijk onderzoek op 23 mei 2022 heeft de primaire verzekeringsarts afwijkingen aan de rug geconstateerd. Hij constateerde een kromming van de wervelkolom en verhoogde spanning en drukpijnlijkheid van de onderrugspieren. De primaire verzekeringsarts is er bij het vaststellen van de belastbaarheid echter van uitgegaan, dat er slechts sprake zou zijn van tijdelijke beperkingen en dat met adequate behandeling de klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen zouden verminderen. Volgens eiseres is deze veronderstelling echter onjuist. Blijkens de door de verzekeringsarts opgevraagde en de bij het bezwaarschrift overgelegde medische informatie van de huisarts is er bij eiseres sprake van chronische lage rugklachten op basis van hypertonie en dientengevolge verstijving van de lumbale wervelkolom. Eiseres is jarenlang door een fysiotherapeut behandeld, maar dit heeft geen vermindering van de klachten tot gevolg gehad. Er hadden dan ook meer beperkingen aangenomen moeten worden op diverse door eiseres genoemde items.
9. Eiseres wordt door de pijnklachten en tintelingen in de beide onderarmen en handen vaak wakker. Door de slaapproblemen zijn er ook vermoeidheidsklachten ontstaan. Op basis van deze klachten had een urenbeperking moeten worden aangenomen. Ten onrechte heeft het UWV deze stelling ongemotiveerd gepasseerd.
10. Eiseres verwijst naar het aanvullende bezwaarschrift waarin zij gemotiveerd heeft uiteengezet waarom de geduide functies niet geschikt zijn. Het UWV heeft ten onrechte nagelaten om deze gronden bij de heroverweging te betrekken.

Wat vindt de rechtbank

11. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 2 juli 2022 heeft beëindigd, omdat eiseres op 9 mei 2022 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 9 mei 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 9 mei 2022 meer kan verdienen dan 65% van het loon dat zij verdiende voor zij ziek werd, en daarom geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
13. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 9 mei 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft terecht overwogen dat geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden en dat de belastbaarheid in een FML moet worden vastgelegd. Bij de EZWb is door de verzekeringsarts een lichamelijk onderzoek verricht onder andere aan de handen en is de medische informatie van de neuroloog betrokken bij de beoordeling. In zijn rapportage van 27 mei 2022 geeft de verzekeringsarts aan dat er bij het lichamelijk onderzoek geen afwijkingen zijn gevonden en uit de medische informatie blijkt dat er circa 10 jaar klachten zijn en dat er sprake is van verdenking van CTS. Gezien de bevindingen bij eigen onderzoek zag de verzekeringsarts geen redenen om hiervoor beperkingen aan te nemen. Ook de verzekeringsarts B&B geeft in zijn rapport van 14 november 2022 aan dat bij herhaald lichamelijk onderzoek geen afwijkingen gevonden worden en de klachten geen aanleiding zijn voor aanvullende diagnostiek of behandeling. Er is dan ook geen aanleiding hiervoor aanvullende arbeidsbeperkingen aan te (blijven) nemen.
15. Eiseres is van mening dat op grond van de chronische rugklachten meer en forsere beperkingen zouden moeten gelden. Door zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts B&B is een lichamelijk onderzoek verricht aan de rug. Tevens is medische informatie betrokken bij de beoordeling. De primaire verzekeringsarts geeft aan dat er bij het lichamelijk onderzoek enige afwijkingen gevonden zijn. Er is daarom sprake van ziekte of gebrek, waaruit beperkingen volgen. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat naar aanleiding van zijn eigen onderzoek er bij de heroverweging in bezwaar geen nieuwe gezichtspunten zijn die leiden tot meer beperkingen als gevolg van de rugklachten.
16. Eiseres is van mening dat er een urenbeperking aangenomen had moeten worden. Zowel in de medische informatie als in de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV wordt beschreven dat betrokkene door de pijnklachten en tintelingen in de beide onderarmen en handen vaak wakker wordt. Door de slaapproblemen zijn er ook vermoeidheidsklachten ontstaan. Eiseres wijst erop dat in het aanvullende bezwaarschrift om die reden uiteengezet is, dat er op basis van deze klachten een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Volgens eiseres heeft het UWV in de beslissing op bezwaar ten onrechte deze stellingen – geheel ongemotiveerd – gepasseerd.
17. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts B&B in zijn rapport in de bezwaarfase niet is ingegaan op de vraag of er aanleiding is voor een urenbeperking. De primaire verzekeringsarts heeft enkel aangegeven dat er geen redenen zijn om een urenbeperking aan te nemen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding is voor een urenbeperking. De rechtbank heeft het UWV daarom verzocht de verzekeringsarts B&B dit alsnog te laten motiveren. Met het rapport van 7 september 2023 heeft de verzekeringsarts B&B dat gedaan. De verzekeringsarts B&B stelt dat er geen sprake is van een aanzienlijke energetische beperking die volgt uit de aard en ernst van de aandoeningen waaraan eiseres lijdt. Zowel aan de handen als aan de rug zijn niet of nauwelijks afwijkingen aantoonbaar. Evenmin zijn er aanwijzingen voor psychische co-morbiditeit volgens de verzekeringsarts B&B. Als rekening wordt gehouden met de beperkingen ten aanzien van de zwaarte van de belasting bestaat er geen medische noodzaak tot rusten en is er geen indicatie voor een urenbeperking vanuit preventieve overwegingen. Ook is er geen sprake van verminderde beschikbaarheid voor arbeid vanwege intensieve behandeling. Verder wijst de verzekeringsarts B&B erop dat de neuroloog in september 2020 aangaf dat eiseres minder dan één keer per nacht wakker wordt van de klachten van tintelingen in haar handen. Volgens de verzekeringsarts B&B is verslechtering nooit geobjectiveerd. Aspecifieke rugpijn afkomstig van spieren kan wat verergeren door lang in één houding te liggen, waardoor nachten wat onrustiger zijn door vaker draaien tijdens de slaap. Maar dat is volgens de verzekeringsarts B&B geen grond voor langdurige slapeloosheid. In de informatie van de huisarts van 12 oktober 2021 worden ook geen slaapklachten vermeld. Verder wijst de verzekeringsarts B&B erop dat uit de informatie van de huisarts blijkt dat eiseres liever geen pijnmedicatie wil, maar dat is volgens de verzekeringsarts B&B een persoonlijke afweging. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het rapport van 7 september 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat geen aanleiding is voor een urenbeperking.
18. Omdat eiseres haar standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 9 mei 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
20. De rechtbank is van oordeel dat pas in beroep voldoende is gemotiveerd waarom er geen urenbeperking is aangenomen. Het bestreden besluit is daarmee niet zorgvuldig voorbereid en niet van een deugdelijke motivering voorzien. Deze schending van de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiseres door deze schending niet is benadeeld. Want ook als dit gebrek zich niet had voorgedaan, zou het UWV een besluit met een gelijke uitkomst hebben genomen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De stelling van eiseres dat de arbeidsdeskundige B&B niet heeft gereageerd op het aanvullende bezwaarschrift volgt de rechtbank dan ook niet.
22. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
23. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 9 mei 2022 met de middelste van de drie geduide functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.

Conclusie en gevolgen

24. Het UWV heeft terecht besloten om per 2 juli 2022 de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij per 9 mei 2022 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
25. Het beroep van eiseres is ongegrond. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht en de gemaakte proceskosten moet vergoeden. Deze kosten worden begroot op € 837,- voor verleende bijstand en € 50,- voor het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 23 oktober 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.