ECLI:NL:RBDHA:2023:15935

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.24549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlengingsbesluit van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Marokkaanse vreemdeling, had eerder al te maken gehad met een maatregel van bewaring, die op 27 februari 2023 was opgelegd. Deze maatregel was op 25 augustus 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft tegen dit verlengingsbesluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding.

Tijdens de zitting op 7 september 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de gronden van het beroep beoordeeld, waarbij eiser aanvoerde dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko zou zijn. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring was voldaan, aangezien eiser niet beschikte over een geldig document voor grensoverschrijding en niet meewerkte aan zijn uitzetting.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere gronden voor de maatregel van bewaring zouden ondermijnen. Bovendien heeft de rechtbank verwezen naar een eerdere uitspraak van de hoogste bestuursrechter, waarin werd geoordeeld dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24549

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eerdere beroepen tegen het opleggen dan wel voortduren van deze maatregel zijn ongegrond verklaard.
Bij besluit van 25 augustus 2023 (verlengingsbesluit) heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Ajdid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2004 en van Marokkaanse nationaliteit te zijn.
1.1.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Via artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet geldt hetzelfde voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
Wat vindt eiser in beroep?
2. De gemachtigde van eiser refereert wat betreft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd aan het oordeel van de rechtbank. De gemachtigde van eiser betoogt verder dat van zicht op uitzetting geen sprake is. Het enkele feit dat de Marokkaanse autoriteiten dit jaar een tiental of iets meer laissez-passers (lp) heeft afgegeven, maakt niet dat in het geval van eiser sprake is van een redelijke termijn waarbinnen aan hem een LP wordt verleend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. Vaststaat immers, zoals in het verlengingsbesluit is opgemerkt, dat eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. Uit het dossier blijkt volgens de rechtbank verder voldoende dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting naar Marokko.
3.1.
Verder is niet gebleken dat de gronden van bewaring, zoals die eerder zijn tegengeworpen aan eiser en door de rechtbank zijn getoetst, zich niet langer voordoen. Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
3.2.
De rechtbank overweegt tot slot dat de hoogste bestuursrechter in haar uitspraak van 14 november 2022 [1] heeft geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. Het is de rechtbank niet gebleken dat daar op dit moment anders over moet worden gedacht [2] . Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten in het geheel geen lp’s meer zouden afgeven. Specifiek ten aanzien van eiser heeft verweerder in het verlengingsbesluit overwogen dat op 7 maart 2023 bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko een vervangend reisdocument voor eiser is aangevraagd. Deze aanvraag is nog altijd in behandeling. Verweerder heeft er verder op gewezen dat er meerdere keren is gerappelleerd en dat de Marokkaanse autoriteiten hebben toegezegd dat niet in alle lp-aanvragen meer een presentatie in persoon is vereist. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er op dit moment nog sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko. De beroepsgrond slaagt niet.
3.3.
De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het verlengingsbesluit niet rechtmatig is.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
2.Zie bijvoorbeeld ook de recente uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van