ECLI:NL:RBDHA:2023:15953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.23780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen met het argument dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.J.M. Mohrmann, betoogde dat hij bij overdracht naar Oostenrijk gescheiden zou worden van zijn familie in Nederland, en dat de staatssecretaris artikel 16 van de Dublinverordening had moeten toepassen vanwege de afhankelijkheidsrelatie met zijn vader, die in Nederland verblijft.

De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 behandeld, waarbij ook een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank stelt vast dat de Dublinverordening regels bevat die bepalen dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen hem en zijn vader die zou vereisen dat zijn aanvraag in Nederland behandeld wordt.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de omstandigheden van eiser voldoende heeft meegewogen en dat er geen bijzondere redenen zijn om af te wijken van de standaardprocedures. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.23780
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.J.M. Mohrmann),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J.A. Matti als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Oostenrijk een verzoek om terugname gedaan. Oostenrijk heeft hierop niet
tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
Artikel 16, eerste lid, Dublinverordening
5. Eiser voert aan dat hij bij overdracht naar Oostenrijk gescheiden zal worden van zijn familieleden in Nederland. Dit terwijl de staatssecretaris aangeeft dat de Dublinverordening gericht is op het bij elkaar houden van familieleden. Het besluit is op dit punt innerlijk tegenstrijdig, onbegrijpelijk en onzorgvuldig. Dat de Dublinverordening niet is bedoeld als route waarlangs verblijf op reguliere gronden kan worden verkregen, is niet op de situatie van eiser van toepassing. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris in zijn persoonlijke situatie aanleiding had moeten zien om artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening toe te passen. De vader van eiser in Nederland is afhankelijk van zijn hulp. Zij moeten daarom bij elkaar blijven. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt het medische dossier van zijn vader, een verklaring van zijn neef en steunbetuigingen overgelegd. Eiser heeft ook een schriftelijke verklaring van hem en zijn vader ingebracht.
6. In de considerans van de Dublinverordening zijn waarborgen opgenomen met betrekking tot de eerbiediging van het familie- en gezinsleven. Deze waarborgen hebben hun weerslag gevonden in hoofdstuk III van de Dublinverordening, waarin artikel 16 van de Dublinverordening is opgenomen. Dat de Dublinverordening is gericht op het bij elkaar houden van familie- en gezinsleven, moet in het licht van het vorenstaande worden begrepen. De staatssecretaris is onder bepaalde voorwaarden gehouden om vanwege gezins- of familieomstandigheden een aanvraag in behandeling te nemen. Dit is onder andere het geval als sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen nader bepaalde familieleden. Het onder bepaalde omstandigheden bij elkaar houden van familie- en gezinsleden is in de Dublinverordening geen doel op zichzelf, maar een omstandigheid waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de verantwoordelijkheid van een lidstaat. Dit is anders bij een aanvraag om verblijf op reguliere gronden met als doel gezinshereniging. Er is geen sprake van een zorgvuldigheid- of motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De rechtbank begrijpt heel goed dat eiser graag bij zijn vader en verdere familie wil blijven en dat dit ook andersom het geval is. Zeker gelet op de omstandigheid dat eiser en zijn familie eerder in Turkije door omstandigheden gescheiden van elkaar hebben moeten leven. Zoals hiervoor al naar voren is gebracht, bevat de Dublinverordening evenwel regels die door de staatssecretaris moet worden toegepast. Niet voor alle familieleden geldt dat zij bij elkaar mogen blijven. Omdat eiser meerderjarig is moet er tussen hem en zijn vader een afhankelijkheidsrelatie bestaan, wil er voor de staatssecretaris een verplichting gelden tot het in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser deze afhankelijkheidsrelatie niet aannemelijk heeft gemaakt en de rechtbank kan dit volgen. Uit het medische dossier blijkt dat de vader van eiser slecht slaapt, matig eet, en stress ervaart omdat zijn zoon terug moet naar Oostenrijk. Hij krijgt daarvoor medicatie. De neef van eiser geeft in zijn verklaring onder meer aan dat de vader van eiser verdrietig en depressief is en veel piekert over de mogelijke terugkeer van zijn zoon naar Oostenrijk. Uit deze informatie blijkt dat het vertrek van eiser naar Oostenrijk vader zwaar valt, maar niet dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. Niet aannemelijk is gemaakt dat vader niet zonder eiser kan functioneren. Eiser heeft ook verklaard dat zijn vader bij zijn zus verblijft, en dat zij hem helpt en af en toe zijn broer. Daaruit blijkt dat er naast eiser andere familieleden zijn die zijn vader hulp kunnen bieden, zo hij dit nodig heeft. De asielaanvraag van eiser had dus niet op grond van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling moeten worden genomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17, eerste lid, Dublinverordening
8. De rechtbank oordeelt over het beroep van eiser op artikel 17 van de Dublinverordening als volgt. De staatssecretaris kan op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening een asielaanvraag onverplicht inhoudelijk in behandeling nemen. Dat is een discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft daar dus veel vrijheid in zijn beoordeling. De rechtbank toetst terughoudend of de staatssecretaris gebruik had moeten maken van deze bevoegdheid.
9. De rechtbank acht de door eiser aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. Het is niet bijzonder dat familieleden graag bij elkaar willen blijven en - los van het ontbreken van een afhankelijkheidsrelatie zoals hiervoor beschreven - heeft de staatssecretaris de medische gegevens, de steunbetuigingen en de verklaring van de neef van eiser onvoldoende mogen vinden om een bijzondere omstandigheid aan te nemen. De medische klachten van vader lijken te zijn ingegeven door het vertrek van eiser naar Oostenrijk en met medicatie te worden opgelost. De rechtbank volgt de staatssecretaris dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig bijzonder zijn dat overdracht naar Oostenrijk van een onevenredige hardheid zou getuigen. De staatssecretaris heeft geen toepassing hoeven geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.
Het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel
10. Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet of niet volledig heeft getoetst aan het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Het doel om familie- en gezinsleden zoveel mogelijk bij elkaar te houden is niet kenbaar en evenwichtig is mee getoetst, en ook de noodzaak van het besluit is niet beoordeeld.
11. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de Dublinverordening niet als doel het bij elkaar houden van familie- en gezinsleden, wel is dit een omstandigheid waarmee rekening moet worden gehouden. De staatssecretaris heeft de aangevoerde familieomstandigheden in voldoende mate meegewogen in zijn beoordeling. Wat betreft de toepassing van het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel verwijst de rechtbank naar datgene wat daarover in het verweerschrift naar voren is gebracht en onderschrijft dit. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 september 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.