ECLI:NL:RBDHA:2023:15953
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen met het argument dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.J.M. Mohrmann, betoogde dat hij bij overdracht naar Oostenrijk gescheiden zou worden van zijn familie in Nederland, en dat de staatssecretaris artikel 16 van de Dublinverordening had moeten toepassen vanwege de afhankelijkheidsrelatie met zijn vader, die in Nederland verblijft.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 behandeld, waarbij ook een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank stelt vast dat de Dublinverordening regels bevat die bepalen dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen hem en zijn vader die zou vereisen dat zijn aanvraag in Nederland behandeld wordt.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de omstandigheden van eiser voldoende heeft meegewogen en dat er geen bijzondere redenen zijn om af te wijken van de standaardprocedures. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.