ECLI:NL:RBDHA:2023:15958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. De maatregel van bewaring was op 21 juni 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en is sindsdien voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kennisgeving van het voortduren van de maatregel op 6 oktober 2023 door verweerder is gedaan, wat gelijkgesteld wordt met een door eiser ingesteld beroep. Eiser heeft gereageerd op de voortgangsrapportage van verweerder en de rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, waarna het onderzoek op 12 oktober 2023 is gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot 26 juli 2023. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn, aangezien hij al bijna vier maanden in bewaring zit zonder dat er een laissez-passer is afgegeven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er in het algemeen zicht is op uitzetting naar Marokko en dat de enkele omstandigheid dat er nog geen laissez-passer is afgegeven, onvoldoende is om te concluderen dat er in dit specifieke geval geen zicht op uitzetting bestaat. Eiser is bovendien verplicht om actief mee te werken aan zijn uitzetting.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat verweerder niet voortvarend genoeg handelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder meerdere vertrekgesprekken en rappels aan de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er geen gronden zijn voor het oordeel dat de voortduring van de maatregel van bewaring onrechtmatig was. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31746

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 juni 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank op 6 oktober 2023 in kennis gesteld van het voortduren van de maatregel van bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder bij brief van 10 oktober 2023 een reactie op de beroepsgronden ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 12 oktober 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 1 augustus 2023, zaaknummer NL23.20801, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 26 juli 2023, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
Kennisgeving
4. Eiser merkt allereerst op dat het digitale dossier niet de uitspraak over het eerste beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring bevat, waardoor eiser niet kan controleren of de kennisgeving door verweerder is verzonden binnen de daarvoor geldende termijn.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder de kennisgeving heeft verzonden binnen een periode van 75 dagen zonder dat door of namens eiser beroep is ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Op 1 augustus 2023 is immers uitspraak gedaan op het eerste beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring. De kennisgeving is dan ook tijdig verzonden.
Zicht op uitzetting
6. Eiser voert aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Hij zit al bijna vier maanden in bewaring en er is geen aanknopingspunt dat binnen een redelijke termijn een laissez-passer zal worden afgegeven.
7. De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269. De enkele omstandigheid er nog geen laissez-passer is afgegeven binnen een periode van bijna vier maanden is onvoldoende voor de conclusie dat in eisers individuele geval geen zicht op uitzetting bestaat. Verder rust op eiser de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Uit de verslagen van de vertrekgesprekken, met name het vertrekgesprek van 5 oktober 2023, volgt dat eiser zich volstrekt passief opstelt en niet meewerkt aan zijn terugkeer. Er zijn door eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die erop wijzen dat aan hem geen laissez-passer zal worden afgegeven als hij wel aan zijn verplichting tot medewerking voldoet. De beroepsgrond slaagt niet.
Voortvarend handelen
8. Eiser voert verder aan dat verweerder niet voortvarend genoeg handelt door alleen schriftelijke rappels te versturen aan de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder had volgens eiser bij het Marokkaanse consulaat moeten aandringen op een presentatie in persoon.
9. Eiser wordt hierin niet gevolgd. Uit het voortgangsrapport en het digitale dossier blijkt dat verweerder sinds de sluiting van het onderzoek in het laatste beroep vier vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd (laatstelijk op 5 oktober 2023) en drie keer heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten (laatstelijk op 21 september 2023). Uit de brief van verweerder van 10 oktober 2023 blijkt verder dat per brief van 20 september 2023 extra aandacht is gevraagd voor de zaak van eiser bij het Marokkaanse consulaat. Verweerder handelt daarmee voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser.
Ambtshalve toets
10. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de voortduring van de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.