ECLI:NL:RBDHA:2023:15980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
AWB 23/4655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in asielzaak en uitschrijving uit de VBL

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 23/4655, waarin eiseres, een Egyptische jongvolwassene, beroep aantekende tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) dat haar gezinsband was verbroken. Eiseres was in 2015 met haar ouders naar Nederland gekomen en had een asielaanvraag ingediend die in 2016 was afgewezen. In 2018 eindigde haar recht op opvang, waarna zij in een VBL verbleef. De rechtbank oordeelde dat zij niet bevoegd was om van het beroep kennis te nemen, omdat er geen besluit was genomen over de uitschrijving van eiseres uit de VBL. De administratieve uitschrijving door het COa was niet gericht op rechtsgevolg en kon niet als een besluit worden aangemerkt. De rechtbank verwees naar de rol van de DT&V, die verantwoordelijk was voor de beëindiging van het onderdak van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de administratieve uitschrijving het gevolg was van het oordeel van de DT&V dat eiseres niet meer tot de doelgroep voor opvang behoorde. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en verwees naar een andere procedure die betrekking had op de uitschrijving door de DT&V.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/4655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

geboren op [geboortedatum] ,
van Egyptische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder dat de gezinsband is verbroken.
1.1.
Verweerder heeft met een e-mail van 9 mei 2023 een reactie gegeven op het beroep.
1.2.
Eiseres heeft met een brief van 19 mei 2023 de gronden van het beroep ingediend.
1.3.
Verweerder heeft op de gronden van het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Bij brief van 3 juli 2023 heeft (de gemachtigde van) eiseres een reactie ingezonden.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat zij niet bevoegd is van het beroep kennis te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De rechtbank gaat bij haar oordeel uit van het volgende. Eiseres is in 2015 met haar ouders naar Nederland gekomen. Een asielaanvraag is mede namens haar ingediend. Deze is afgewezen in 2016. Tevens is een terugkeerbesluit opgelegd. Het recht op opvang van eiseres is in 2018 van rechtswege geëindigd, waarna zij vervolgens met instemming van de DT&V naar een onderdaklocatie in een VBL [1] is vertrokken. Eiseres volgt als jongvolwassene een Mbo-opleiding in [naam stad] en vanwege de reistijd tussen [plaatsen] verblijft zij doordeweeks in een gastgezin. In het weekend verblijft eiseres bij haar ouders op de VBL.
4. Eiseres komt met haar beroep op tegen het besluit van verweerder om haar uit te schrijven uit de VBL op 20 april 2023 en om haar opvang te beëindigen. Volgens eiseres gaat het om een feitelijke handeling met rechtsgevolgen. De rechtsgevolgen voor eiseres zijn dat met de uitschrijving door verweerder de gezinsband met haar ouders is verbroken. Eiseres wijst er in dat verband op dat zij jongvolwassene (nog steeds) gezinsleven heeft met haar ouders, ook al verblijft zij vanwege haar Mbo-opleiding en stage doordeweeks elders. Verder stelt eiseres dat op grond van het evenredigheidsbeginsel het aan verweerder is te motiveren om welke reden haar uitschrijving uit de VBL noodzakelijk zou zijn. Op de zitting heeft de gemachtigde namens eiseres haar standpunt nader toegelicht.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een besluit waar de rechtbank kennis van kan nemen dan wel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Verweerder stelt hiertoe dat zij geen besluit heeft genomen over de beëindiging van het onderdak van eiseres op de VBL. De administratieve uitschrijving van eiseres door verweerder is niet op enig rechtsgevolg gericht. Die uitschrijving is het gevolg van het oordeel van DT&V om eiseres niet langer buitenwettelijk onderdak op de VBL te verlenen. Het is DT&V die het onderdak van eiseres op de VBL heeft beëindigd en niet verweerder. Volgens verweerder dienen rechtsmiddelen tegen de beëindiging van buitenwettelijke opvang op de VBL aan de DT&V te worden gericht. Indien eiseres vindt dat met haar uitschrijving uit het buitenwettelijk onderdak op de VBL niet juist is, kan zij dat aanvoeren bij de DT&V en verzoeken om opnieuw toegelaten te worden tot de VBL. Verweerder stelt dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren.

Het oordeel van de rechtbank

5. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of zij bevoegd is van het beroep kennis te nemen. Op grond van artikel 8:1 van de Awb [2] is het mogelijk om beroep in te stellen tegen een besluit. Uit artikel 1:3, eerste lid, van de Awb volgt dat een besluit een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan die ziet op een publiekrechtelijke rechtshandeling.
5.1.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat zij geen besluit heeft genomen over de uitschrijving van eiseres uit de VBL dan wel een besluit waaruit blijkt dat de gezinsband is verbroken. Daarvoor is van belang dat, zoals verweerder in het verweerschrift heeft uiteengezet, de DT&V een besluit heeft genomen om eiseres niet langer buitenwettelijk onderdak op de VBL te verlenen. Verweerder heeft er daarbij terecht op gewezen dat het aan de DT&V is om te beoordelen of eiseres al dan niet tot de doelgroep van de VBL behoort. Of eiseres wel of geen aanspraak kan maken op buitenwettelijk onderdak op de VBL, wordt door de DT&V bepaald en niet door verweerder. Bovendien maakt verweerder, zoals in het verweerschrift is uitgelegd, alleen een administratieve melding van een vertrek uit de VBL en het is de DT&V die het vertrek van eiseres uit de VBL vaststelt. Dit betekent dat de DT&V oordeelt of dit vertrek aanleiding geeft tot beëindiging van het buitenwettelijke onderdak op de VBL.
5.2.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de administratieve uitschrijving op 20 april 2023 het gevolg is van het oordeel van de DT&V dat eiseres niet meer tot de doelgroep behoort om haar nog (langer) buitenwettelijk onderdak op de VBL te bieden. De administratieve uitschrijving door verweerder is niet gericht op enig rechtsgevolg en is ook niet aan te merken als een met een besluit gelijk te stellen feitelijke handeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw 2000. De omstandigheid dat verweerder het buitenwettelijke onderdak op de VBL faciliteert, maakt het niet anders.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank komt tot de conclusie dat zij niet bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. Aan bespreking van de beroepsgronden over onder meer de gestelde verbreking van de gezinsband en dat eiseres niet meer bij haar ouders op de VBL kan verblijven, komt de rechtbank dan ook niet toe. Een oordeel daarover dient te worden gegeven in de beroepsprocedure met zaaknummer AWB 23/5245, die gaat over de uitschrijving door de DT&V van eiseres uit de VBL op 20 april 2023. In die zaak zal in een heropeningsbrief aan de staatssecretaris als procespartij worden gevraagd om de op de zaak betrekking hebbende stukken in te sturen. Na ontvangst van de stukken, krijgt de gemachtigde van eiseres de gelegenheid om de gronden van het beroep aan te vullen. Daarna zal de staatssecretaris worden gevraagd om een verweerschrift in te dienen. Vervolgens zal de zaak op een nog nader te bepalen datum op een zitting te worden gepland.
7. Verweerder hoeft geen proceskosten aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vrijheidsbeperkende locatie.
2.Algemene wet bestuursrecht.